|
de tijden en de geesten leken rijp
en overal verschenen zij, de vrijgevochten meiden
ontheven van het paapse juk, toch zeker wel de meesten
en dikwijls waren zij het die ons, tegendraads, verleidden
"het voelt zo machtig als ik krachtig in jouw knikkers knijp"
ik was een boerenjongen en ik dacht: dit is best lijp
mijn remmingen nog hevig met mijn drang om te berijden
in tegenstrijd - een vlammenzee verschrompelde mijn longen
geen bijbelse passage kon mij uit die hel bevrijden
nog steeds helpt het geen bliksem als ik naar de bijbel grijp
die flamboyante jaren in een niet zo ver verleden
soms lieg ik tegen mij: ik heb ze grotendeels gedroomd
geheugen is een steentje dat ik naar believen slijp
want tomeloos geklooi en allerlei vrijpostigheden
zo ben ik niet, dat wil ik niet - ik leef zeer ingetoomd
de tijden noch de geesten zijn ooit rijp
|