|
De grijsaard draaide een punt aan zijn boerenzakdoek en ragde er wat mee in zijn neus terwijl hij naar de schommelende kinderen keek.
Waarom hij in de speeltuin zat begreep niemand, hijzelf wel, hij haatte kinderen, niet omdat ze klein waren, neen, omdat ze plezier hadden.
Plezier was iets wat hij zelf niet kende, de ander ook niet gunde, dus zat hij op dat bankje te wachten tot een kindje van de schommel viel, of liefst nog gewoon struikelde tijdens het achter de bal aan rennen, zodat een knie bloedde, er grint in nestelde en het ukje heel hard ging huilen omdat de steentjes in de wond zo brandden.
Dat waren momenten waarop de zure oude man heel even gelukkig was, dan kwam er genoeglijke rook uit zijn oren..
|