Hoofdmenu
    Hoofdpagina
    Gedichten
    Auteurs
    Zoeken
    Reacties
    Insturen
    Voorwaarden
    Greencard
    Contact

  Inloggen
 

  Registreren
  Wachtwoord vergeten

  Laatste 35 reacties
 
re: FEESTDiotheC...
re: Lezenwietewu...
re: Lezenwietewu...
re: FEESTSoit
re: FEESTSoit
re: vegannis...MirandaMei
re: FEESTMirandaMei
re: InktDiotheC...
re: Pasen aa...Tsila
re: Inktwijnand
re: vegannis...Erik Le...
re: vegannis...Mr.Deuce
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktBuigt
re: Inktcoolbur...
re: InktDiotheC...
re: Inktwijnand
re: Inktcoolbur...
re: Inktwijnand
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: (G)razen...coolbur...
re: Spokencoolbur...
re: De geur ...Claudel...
re: SpokenClaudel...
re: vegannis...Erik Le...
re: [30-007]...Claudel...
re: Morsewijnand
re: Herderst...coolbur...
re: Nimfomaniakcoolbur...
re: Brozen d...MirandaMei
 Meer reacties

  Laatste 25 gedichten
 
Inktcoolbur...
vegannisatieErik Le...
The African ...Claudel...
Licence to k...Claudel...
I wanna be y...Claudel...
Waar is Stev...Claudel...
alweer bijna...DiotheC...
Con-textdegon valk
Stop de tijd !!Claudel...
Tattoo you Claudel...
Zo'n dagDiotheC...
Een HuisHenk Gruys
herfst 2019augusta
FEESTSoit
Filosoof in ...Claudel...
bewegingenErik Le...
dubbellevenErik Le...
Claude Money?Claudel...
Brothers in ...Claudel...
Beast of bur...Claudel...
VogelsMarkeR
SleutelsHenk Gruys
Renee, remem...Claudel...
ViltjeSoit
Adem voor ad...seline168
 Meer gedichten
H7: Lucide Liefde
 coolburnvisible - 18:27 06-02-2018 Stuur e-mail  Profiel bekijken van coolburnvisible  Bekijk statistieken van dit gedicht 

7. Steeltjes met grappige hoedjes

Ik kon het wel uitschreeuwen. Vanuit donkeroranje vlekken vlogen fel gekleurde sterretjes op me af. Tegelijkertijd was het alsof ze stil stonden, zoals wij tegenover onze tegenligger, als twee vijandige zeventiende-eeuwse slagschepen op open zee, bevroren in tijd.

Als kind dagdroomde ik daar vaak over, vlak voor het slapen gaan. Mijn bed was dan zo’n slagschip, een gigantische driemaster op een spiegelgladde oceaan. De knuffels die mij erin omringden vervulden de rol van bemanningslid. Eén beer, Biro genaamd, eigenlijk een hond, benoemde ik steevast tot mijn rechterhand. Aan het begin van elk nieuw avontuur plaatste ik hem hoog in het kraaiennest, vanwaar hij dan riep:

‘Piratenschip ahoy!’

De andere knuffels dirigeerde ik vervolgens naar het ruim, de ruimte onder de dekens, waar ze plaatsnamen achter de kanonnen. Biro schoot langs de touwladders richting het dek. Samen met hem tuurde ik over de rand van de dekens het donkere water af. Daar verscheen de vijand, dreigender dan ooit te voren. Een eerste schot werd gelost. Het bereikte ons schip net niet. Een tweede liet niet lang op zich wachten. Ik sloot mijn ogen.

In mijn hoofd schermde mijn vader zijn ogen nog steeds af met zijn onderarm. Angela hield eindelijk haar mond. Toch was het niet stil. Ergens ver weg klonk muziek. Dj’s praatten door elkaar heen als op een op meerdere stations tegelijk afgestemde radio. Dichter en dichter naderde hun geroezemoes. Tot ik alleen nog maar dat hoorde. Op geen enkele manier kon ik het plaatsen.

Ik wreef ik in mijn ogen. Door mijn langzaam wijkende vingers zag ik waar ik was. Ik had geen idee. Rond mijn vaders Renault waren mensen komen te staan of hadden daar altijd al gestaan: de veroorzakers van het geroezemoes. Welke kant ik ook opkeek, mijn vader en Angela spotte ik in de auto noch onder de mensen. Het was überhaupt moeilijk iets of iemand te herkennen. De meeste mensen stonden met hun rug naar me toe gekeerd en het effect van de koplampen van onze tegenligger hadden niet hetzelfde effect als op de dijk. Ze vulden de ruimte waarin ik me bevond niet volledig. Ze vormden lichtbundels die uit het niets naar boven uitweken. Er klonk een donderslag. De lichtbundels gingen uit en in één enkel, nieuw spotlicht verscheen een man. Hij slaakte een ijzige kreet. Ik denk dat ik nog nooit zo bang ben geweest. Waar ik maar kon, trilde ik. Tegelijk stond ik als aan de grond genageld. Ja, ik stond, tot mijn eigen verbazing. De achtergrondmuziek met het gepraat was opgehouden. In plaats daarvan klonk gejuich, gevolgd door een snerpend geluid van een snaarinstrument: een elektrische gitaar. En die donderslag was een drum. Er werd op geroffeld. Steeds sneller. Om me heen begonnen mensen te springen. Ik had juist de neiging om me zo klein mogelijk te maken en midden tussen deze uitzinnige massa te gaan zitten. Prompt gaf ik er gehoor aan.

Wat was dit? Een droom, een visioen, de toekomst? Tijd leek voorgoed van mij afgegleden. Ik had een verleden, maar dat deed er nauwelijks meer toe. Voor mensen die erin bestonden, voelde ik compassie, maar niet omdat ik hen zou missen. Meer omdat zij mij zouden missen of niet begrijpen. Van het verleden dat ik met hen deelde, maakte ik geen deel meer uit en dus niet van hen. Dat gevoel overheerste. Ik stond voor een nieuw begin en was alleen zeker van mezelf. Hoewel, bij zekerheid hoort het kunnen maken van keuzes en juist dat kon ik niet meer, want hoe doe je dat zonder verleden? Er zijn te veel opties of juist totaal geen, niets daartussenin. Nog intenser dan zo-even toen ik nog stond, voelde ik me verbonden met de grond. Een terugkeer naar de dijk was uitgesloten. Hier zou ik blijven, als er überhaupt nog sprake is van een ik.

Er worstelde zich een jongen met een biertray door de mensenmassa mijn kant op. Bij mij aangekomen, minderde hij zijn vaart niet en liep dwars door mij heen. Was ik niet alleen van de tijd, maar ook van mijn lichaam gescheiden? Mijn handen raakten het. Ze rustten op het bovenste deel van mijn gekruiste benen. Er zat spijkerstof omheen. Met een bijna bovenmenselijke inspanning bewoog ik mijn rechterhand naar mijn neus en kneep erin. Ik voelde een aanraken, maar anders dan ik had verwacht. De huid van mijn neus voelde dik alsof hij sliep. Ik zette kracht, maar hoe hard ik ook kneep, ik voelde geen pijn. Er leek lucht tussen mijn vingers en de huid van mijn neus te zitten, wat op moleculair niveau inderdaad het geval is. Het was alsof ik elke luchtmolecuul voelde die niet op tijd onder de druk van mijn knijpen had weten te ontsnappen. Dit schoot niet op. Mijn verleden moest ik me proberen te herinneren, mezelf ermee verbinden, hoe afgesloten ik me er ook van voelde. Opnieuw sloot ik mijn ogen.

In een heden verleden, waarin je je gangen nagaat als je iets bent verloren, met het camerastandpunt van buiten mijzelf op mijzelf gericht, probeerde ik te achterhalen hoe ik hier terecht was gekomen. Ik sta weer en begin langzaam achteruit te lopen met een stroom mensen naar wat de ingang van deze ruimte lijkt te zijn. Zonder omkijken en angst om me te stoten verplaats ik me opnieuw achteruit door een gang, haal de helft van een verscheurd kaartje uit mijn rechter jaszak, geef het aan een man, krijg het heel terug en stop het terug.

Mijn rechterhand liet mijn neus los en graaide als in mijn herinnering moeizaam in mijn jaszak. Ik opende mijn ogen. Ja, daar was het kaartje, verscheurd en al. Nog net kon ik lezen: Golden Earring plus support act. Van de datum en plaats geen spoor. Was ik al aangekomen? De jas, waaruit ik het haalde, was niet van mij. Het was er één van leer. Zo’n jas droeg ik niet, zeker niet op school. Hij paste niet bij mijn stijl. Verbaasd krabte ik op mijn voorhoofd. Nog verbaasder haalde ik mijn hand door mijn haar. Het was lang en dun en valt tot ver over mijn schouders, terwijl ik het van de week nog speciaal voor mijn avond uit met Barbra had laten trimmen tot een block head. Waar was ze eigenlijk? Als ik al bij het concert was aangekomen, dan moest zij hier ook ergens zijn. Mijn ogen sloten zich weer.

Ik bevind me nu buiten op een plein. Van de buitenkant zie ik het gebouw waarin mijn toekomstige-ik zich nog altijd schuilt in een uitzinnige menigte. Het is een sporthal. In zo’n gebouw zou de Earring vanavond helemaal niet optreden. Opnieuw achteruit loop ik er vandaan, samen met een jongen en een meisje van wie ik weet dat zij ook naar de Earring gaan. Voor het eerst, hadden ze me verteld. Ik vind ze jong, terwijl ze minstens achttien zijn, twee jaar ouder dan ik. Ze vormen een paar. Mijn wederhelft is nog steeds in geen velden of wegen te bekennen. Ik word een treinstation gewaar. Op een blauw bord staat in witte letters Cuijk gedrukt. Ook al niet de plaats waar het concert zou worden gegeven. Op het perron ervan stappen we achterelkaar achteruit een trein in. Vooruit rij ik verder terug deze vreemde tijd in, een tijd die ik alleen maar ver in de toekomst kon plaatsen, ver voorbij het moment met mijn vader en Angela op de dijk, overbelicht door te fel afgestelde koplampen van een naderende snelheidsduivel.

Waardoor ik me nog het meest realiseerde dat dit de toekomst wel moest zijn en niet mijn avond uit met Barbra, onderbroken door een black-out tussen het moment op de dijk en het concert, was Barbra’s afwezigheid. Zelfs dat ik was gaan zitten, en dat deed ik nu al best lang (hoewel, voor hetzelfde geld nog maar enkele seconden), motiveerde haar niet om zich om mij te bekommeren. Zo was zij niet. Ik kende haar niet, maar dat wist ik zeker. Was een toekomst zonder haar erin wel mogelijk? Voor het antwoord moest ik in mijn hoofd nog meer stappen achteruit zetten.

De achteruitrijdende trein met mij erin keert terug op het station waar ik blijkbaar ben opgestapt. Nijmegen lees ik nu op een blauw bord. Ik zie mijzelf achteruit het perron ervan oplopen, wat ronddwalen, met een aantal anderen achteruit een boekwinkel met een meisjesnaam instappen en opnieuw achteruit er weer uitstappen.

‘Hé, wat is dat?’

Ik pak een doosje uit een vuilnisbak. Of beter gezegd, het springt eruit, zomaar in mijn ervanaf bewegende linkerhand. Met mijn rechter haal ik kleine sliertjes groen uit mijn mond. Het zijn steeltjes met grappige hoedjes aan één van de uiteinden. Onmiskenbaar paddo’s, ook wel magic mushrooms genaamd. Het valt me op dat ik me daarover niet verbaas, terwijl ik ze nog nooit eerder heb gezien, laat staan gegeten. Zorgvuldig berg ik ze op in het doosje. Het gescheurde plastic eromheen sluit zich naadloos.

De volgende momenten zijn fragmentarischer. Ik ben bij mijn moeder thuis. Ze woont niet meer bij mijn vader, niet eens meer in Huissen. Blijkbaar nog wel dichtbij Nijmegen, want ik combineer mijn bezoek aan haar met een concert van Golden Earring in Cuijk. Ik geef haar een duopakje liga’s. Vervolgens ga ik met de trein naar Arnhem. Woonde ik daar? In een coffeeshop in het Spijkerkwartier koop ik de paddenstoelen. Een Israëliër doet een poging in achteruitspraak mij de werking ervan uit te leggen.

Een Israëliër? Er was in mijn herinnering geen enkele reden om aan te nemen dat de jongen voor me uit Israël afkomstig zou zijn, ondanks zijn jibberish. De enige joden in mijn leven tot op dat moment op de dijk waren een vriendin van mijn moeder, Eva, en haar mooie donkerblonde dochter Hannah. En zelfs zij waren niet echt joods. Alleen de vader van Eva scheen een volbloed jood geweest te zijn, zover er al zoiets bestond als een volbloed jood. Eva’s moeder daarentegen was een kind van NSB-ers en er daardoor zelf ook één, ondanks dat ze een kind baarde van een jood. Meer details vertelde het verhaal niet, behalve nog dat Eva in een kindertehuis werd geplaatst en ze haar moeder, Hannah’s oma, nooit meer heeft gezien. Ik begreep het wel dat Eva ervoor koos de joodse identiteit van haar vader aan te nemen. Hij was de enige van zijn bloedverwanten die de oorlog had overleefd. Evenzo begreep ik dat mijn moeder vrienden met Eva werd. Sommige mensen halen het ene verloren straatdier na het andere naar binnen, mijn moeder deed dat met mensen. Verjaardagen van haar vormden de bontste verzameling stervelingen die je je maar kan voorstellen. Verjaardagen van mijn veel alledaagsere vader vielen daar steeds meer bij in het niet.

Ik zat nog steeds op de grond en probeerde te vatten wat van dit alles van waarde was. Door mijn wel degelijk concrete lichaam en geest waaiden paddo’s rond. De Israëliër, van wie ik me nu ook zijn naam herinnerde, Dudi, had me er iets over geadviseerd. In normaalspraak hoorde ik hem zeggen, duidelijk alsof hij weer voor me stond:

‘Wat er ook gebeurt, vermijd alcohol. En wordt het te heftig, neem dan vitamine C tot je.’

Vitamine C? Vormden die eeuwige voedzame liga’s van mijn moeder geen bron van vitamine C? Op de dijk bij mijn vader in de auto bevonden ze zich in de binnenzak van mijn spijkerjack. Ik opende mijn ogen en zag hoe mijn rechterhand zich als uit zichzelf bewoog richting de linkerbinnenzak van mijn leren jas. Er verscheen een duopakje liga’s in. Met behulp van mijn linkerhand bevrijdde ik er één uit het plastic. Alsof het een hostie betrof, braken mijn handen er een stuk van af en legden het op mijn tong. De smaak riep vage herinneringen op aan astronautenvoedsel in een ziekenhuis. Traag liet het zich vermalen door mijn tanden. Wanneer was het de bedoeling dat ik slikte? Ik moest er niet aan denken nog meer van zulk kunstmatig eten tot me te moeten nemen. Zorgvuldig stak ik de aangebroken liga met de nog hele koek terug in het plastic en borg het geheel op in mijn binnenzak. Voor later. Ondertussen slikte ik. Als één drab gleed de tarwe mijn slokdarm in.

Het effect was nihil. Ik bleef me voelen zoals ik me voelde: vervreemd van mezelf en de tijd. Tegelijk was ik vervuld met een groot gevoel van vrijheid, een nieuw begin. Ik stond op. De jongen met zijn biertray, die zomaar door mij heen liep, moest zijn drinken ergens vandaan hebben gehaald. De lucht die ik eerder tussen mijn vingers en de huid van mijn neus voelde, bevond zich nu onder mijn voeten. Ik zweefde naar een zijkant. Mensen geloofden niet dat ik net als de jongen met de biertray door hen heen kon lopen en weken uiteen als de Rietzee voor Mozes. Echte aandacht kreeg ik van niemand, net als de arme ziel tegen de muur naast wie ik neerzonk. Aan de lege wijnfles bij zijn heup zag ik wat zijn drug was, wat hij van Jezus tot zich had genomen. Mijn drug was zoals ik me voelde: onzichtbaar. Ik wilde iets tegen hem zeggen, mijn lotgenoot, maar zijn ogen waren nog gesloten. Hij bevond zich nog wel op de dijk uit zijn jeugd, zo’n zelfde nutteloze winterdijk met viaduct als die van mij, waarop al jaren niemand meer met een auto mocht rijden, laat staan onder invloed.

Achteraf gezien moet ik daar behoorlijk lang hebben gezeten. Af en toe ving ik door de massa heen een glimp op van wat er op het podium gebeurde. Vaag herkende ik de mannen van de Earring, zoals ik ze eenmaal eerder had gezien, of tweemaal. Misschien wel twintigmaal. De eerste keer in elk geval, de keer voor mijn avond uit met Barbra, was met Eva’s dochter Hannah in de Rijnhal in Arnhem. Had mijn moeder voor mij geregeld, hoezeer ze rockmuziek ook verfoeide.

‘Als je zo nodig naar een concert van de Golden Earring moet, dan ga je in elk geval niet alleen. Ik weet wel iemand.’

Dat herinnerde ik me nog wel, alles in feite tot ongeveer een maand later op de dijk bij mijn vader op de achterbank onderweg naar Barbra. Ik moest, wilde ik over mijn leven te weten komen, mijn mogelijk jarenlange leven tussen de dijk en hier, stap voor stap terug voor mijn geestesoog toveren. Veel te vermoeiend. Voor nu hield ik het erop dat de mannen van de Earring oud waren geworden. Van jonge rockgoden, oude rockopa’s. Ik lachte zowaar.

Op dat moment bemerkte ik de bar. Er verscheen weer een doel voor mijn ogen, zoals voor de ogen van de mensen hier om me heen, al was het maar om een hele avond met een biertje in de hand als zoutpilaren te staan luisteren naar snoeiharde rock ‘n’ roll, dansmuziek in feite. Alles was beter dan de tralies van de tijd waarachter ik me bevond. Hoewel, ook ik luisterde ooit zo naar de Earring, maar dan zonder bier, geheelonthouder als ik was, bestraft door een genadeloze God voor het op een verkeerd moment in mijn leven te hebben omgekeken. Nooit weer. Doelbewust stond ik op en verplaatste me naar de bar. De lucht onder mijn voeten voelde als helium in het diepst van de zon. Massa kon elk moment onder de grootst denkbare druk worden omgezet in een onmetelijke hoeveelheid energie. Mensen weken opnieuw voor me uiteen.

‘Ja?’

‘Sinaasappelsap.’

Het viel me mee dat een woord met zoveel a’s en s-en soepel over dikke mijn lippen wist te komen. Ze voelden als mijn huid. Uit het niets verscheen er een plastic beker met geel vocht voor mijn neus.

‘Eén muntje, graag.’

Muntjes, natuurlijk. Daar wordt tijdens concerten mee betaald. Ik had er vanzelfsprekend geen.

‘Is geld ook goed?’

Geen idee of ik dat soort muntjes wel bij me had. Ik moest en zou die beker voor mij bemachtigen, al was het het laatste wat ik deed. Gezien mijn huidige ambivalentie relatie met de tijd, leek alles wat ik deed al snel het laatste wat ik zou doen. De sinaasappelsap was in staat de betovering waarin ik was gevangen ongedaan te maken, maakte ik mezelf wijs. Mijn gevoel had het verloren van mijn overredingskracht. De bebaarde man tegenover mij keek me indringend aan.

‘Oké, voor deze ene keer. Dat is dan 1,50.’

Ouderwetse prijzen, dacht ik nog. Op goed geluk graaide ik in mijn rechter broekzak en viste er enkele vreemd uitziende munten uit. Op guldens leken ze in elk geval niet. Misschien waren het wel marken. Op een van de munten prijkte een adelaar. Een geldig betaalmiddel in deze uithoek van Nederland was het hoe dan ook. Met een grimas griste de man er twee uit mijn hand en liet me de beker van de bar pakken. Ik nam een slok. Of de werking van de mushrooms sowieso al aan het afnemen was, toch door de hap liga, Zijn lichaam, of dat de door Dudi aanbevolen vitaminen C in de sinaasappelsap onmiddellijk effect sorteerden, wist ik niet, maar ik herwon zowaar iets aan helderheid. Tijd spande zich in alle richtingen uit. Naar de toekomst in de vorm van doelen, naar het verleden in de vorm van beelden.
Reactie insturen
Graag eerst...

Inloggen of Registreren
re: H7: Lucide Liefde
Reactie gegeven door coolburnvisible - 10:37 19-02-2018 Stuur e-mail Profiel bekijken van voet
Gaat helemaal goed komen. Jullie reacties helpen in elk geval.

Cool
Reactie gegeven door Marcel - 23:05 14-02-2018 Stuur e-mail Profiel bekijken van voet
t blijft mooi, maar al die zijweggetjes, benieuwd hoe je dat allemaal weer bij elkaar krijgt.

Groet,

Marcel

re: H7: Lucide Liefde
Reactie gegeven door Diddy - 10:01 13-02-2018 Stuur e-mail Profiel bekijken van voet
Schitterend!!

Echt geweldig. Ik heb het allemaal gelezen en zal het nog eens lezen.
De sprongen in de tijd, de beelden die je beschrijft, de emoties, het pakt van het begin tot het eind!
Ik zei het eerder: Jij kunt schrijven!

groet
diddy


De gedichten die ingezonden zijn op de website van de lettertempel en e.v.t. toekomst projecten die gekoppeld zijn aan de lettertempel blijven ten alle tijden eigendom van de feitelijke auteur van het gedicht. Zonder toestemming van de feitelijk auteur mogen de gedichten niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen op deze site en indien hier toestemming voor gegeven is door de feitelijke auteur het uitgeven van de gedichten door lettertempel zelf. Mocht er sprake zijn van misbruik van de content en de gedichten die gepubliceerd zijn op deze site door wat dan ook dan zullen er hoe dan ook (in samenspraak met de auteur) stappen worden ondernomen.
2006-2024 © Bizway - BTW nr. NL821748014.B01 - KvK 28086287