De val van vergane paperassen
al dwarrelend doch statig
vermaakte het vogelbekdier
vogel-bek-dier
geef me eten, net zoals
die dartele kwartel en
die vergeten mus, een kus
niet zo hardhandig
alstublieft, zeiden ze verleidelijk
zing mee, fladder dan!
maar ach o wee
schimmig, schuimachtig is de zee
luid en waarachtig sprak het
tot ons, ongehoord
‘vriend, geef me eten,
geef alles terug, ook dit nest’
de dranger van de voordeur kraakt
te lang gedicht en uit zicht
woorden maken mij, de risotto
net een listige rijstebrij.