Hoofdmenu
    Hoofdpagina
    Gedichten
    Auteurs
    Zoeken
    Reacties
    Insturen
    Voorwaarden
    Greencard
    Contact

  Inloggen
 

  Registreren
  Wachtwoord vergeten

  Laatste 35 reacties
 
re: FEESTDiotheC...
re: Lezenwietewu...
re: Lezenwietewu...
re: FEESTSoit
re: FEESTSoit
re: vegannis...MirandaMei
re: FEESTMirandaMei
re: InktDiotheC...
re: Pasen aa...Tsila
re: Inktwijnand
re: vegannis...Erik Le...
re: vegannis...Mr.Deuce
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktBuigt
re: Inktcoolbur...
re: InktDiotheC...
re: Inktwijnand
re: Inktcoolbur...
re: Inktwijnand
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: (G)razen...coolbur...
re: Spokencoolbur...
re: De geur ...Claudel...
re: SpokenClaudel...
re: vegannis...Erik Le...
re: [30-007]...Claudel...
re: Morsewijnand
re: Herderst...coolbur...
re: Nimfomaniakcoolbur...
re: Brozen d...MirandaMei
 Meer reacties

  Laatste 25 gedichten
 
Inktcoolbur...
vegannisatieErik Le...
The African ...Claudel...
Licence to k...Claudel...
I wanna be y...Claudel...
Waar is Stev...Claudel...
alweer bijna...DiotheC...
Con-textdegon valk
Stop de tijd !!Claudel...
Tattoo you Claudel...
Zo'n dagDiotheC...
Een HuisHenk Gruys
herfst 2019augusta
FEESTSoit
Filosoof in ...Claudel...
bewegingenErik Le...
dubbellevenErik Le...
Claude Money?Claudel...
Brothers in ...Claudel...
Beast of bur...Claudel...
VogelsMarkeR
SleutelsHenk Gruys
Renee, remem...Claudel...
ViltjeSoit
Adem voor ad...seline168
 Meer gedichten
Nomanie - Afl. 1 van 2
 Henk Gruys - 16:12 18-06-2017 Stuur e-mail  Profiel bekijken van Henk Gruys  Bekijk statistieken van dit gedicht 

                    Nomanie

Omdat ik van plan was mijn oude moeder, die in de noordkop woont, te bezoeken, ging ik, – na lang uitstel en met tegenzin, – op weg. Het was avond en herfstachtig. De laatste busverbinding miste ik doordat de dienstregeling was veranderd, waar ik niet van op de hoogte was, – en zo eindigde mijn bezoektocht midden in het niemandsland. Aanvankelijk dacht ik nog een provinciestadje te kunnen bereiken voor onderdak, maar ik verdwaalde hopeloos in de duisternis.
    Het beste leek maar om door te lopen, tot in de ochtend, om warm te blijven. Als men te voet gaat valt op dat de provincie uit veel wijd, opengelegd gebied bestaat; eigenlijk zeer dun bevolkt is, en weinig verstedelijkt, maar ik was te moe en te verkild om mij daarmee bezig te houden.
    Het laatste dorp waar ik kwam was zonder enige straatverlichting; alles was donker of het oorlog was. Het begon weer te miezeren. Ik sloop langs de afrastering van een vrijstaand huis, in de hoop ergens een tijdelijke schuilplaats te vinden.
    Ik kwam bij een nagenoeg leeg achterom, en wilde alweer weggaan, toen iets mijn aandacht trok; midden op het erf, daar stond een soort kast of kubus van donker hout.
    Op een of andere wijze leek het buitensporig, – zelfs onbestaanbaar dat zoiets daar stond. – Was het toeval of ingrijpen van de voorzienigheid? Toen hoorde ik zingen. Een vrouwenstem. Maar ik zag niemand.
    Dat gezang! De woorden kon ik niet verstaan, al dacht ik twee keer het woord "liefde" of "verliefd"op te vangen. Het lied had de fascinatie van een melodie uit vroegere kinderjaren. – Kwam het uit die kist? Ik werd nieuwsgierig, opende voorzichtig de deurdeksel bovenop en keek naar binnen. Mijn ogen wenden en ik zag beweging. Er bevond zich een jonge vrouw in; ze vulde haar voor meer dan de helft. Ze sloeg de ogen op en glimlachte. Omdat het niet zo donker meer was kon ik dat goed zien. "Je bent welkom," zei ze, "kom maar hier, want je zult het wel koud hebben met die regen."
    "Ik wist niet dat jij hier was," stamelde ik. – "Geeft niet", zei ze, kom maar." Haar stem was donker en welluidend, had een vreemd onverschillige intonatie. –
    "Ik kende je van vroeger," zei ik aarzelend, "alleen weet ik je naam niet meer..."
    Ik was zeer verlegen geworden, maar stapte toch over het dekdeel en klom in de kist; de bovendeur deed ik achter mij dicht; maar niet geheel zodat er nog wat lucht binnen kwam.
    Er was weinig ruimte, de kist werd door ons tweeën nagenoeg geheel gevuld met armen en benen. Ik voelde mij in haar warmte opgenomen, als een straling die reikte tot diep in mijn binnenste.
    "Stom niet, zo hier te zitten," zei zij, "maar dat doe ik wel vaker als ik niet slapen kan."
    Ik kroop dichter naar haar toe. "Dat deed jij hè, dat zingen? Dat was heel mooi, zo in de nacht als het overal stil is." – Ik had het gevoel of ik bevroren was en nu ontdooide. "Ik ken je van vroeger, maar weet je naam niet meer. En ik heb ik je evengoed gevonden. – Hoe heet je?" – "Nómanie." – "O ja." (Ik vond het te onnozel om eraan toe te voegen: nu weet ik het weer). "Woon je in dit huis?" – "Ja in dit huis," antwoordde ze wat verstrooid. Ze bewoog en kwam een stukje naar voren. "Kun je niet iets leuks vertellen, dan voel ik mij misschien minder somber, zoals ik in de vroege ochtend altijd ben."
    Natuurlijk wilde ik haar een mooie geschiedenis vertellen, een kinderlijk sprookje waarin koningen, prinsen en engelen voorkwamen. Ik zocht in de diepste hoeken van mijn geheugen, maar vond toch niets mooi genoeg om aan haar op te dragen, zo begeesterd als ik was geworden van haar plotselinge aanwezigheid. "Zal ik je vertellen hoe lang ik al onderweg ben om jou te vinden?" zei ik, "hoeveel jaren?.."
    "Ik wil je kussen," zei ik; het leek als was dat een alternatief voor het verhaal dat ik anders zou moeten verzinnen. De ruimte stond weinig beweging toe, maar ik slaagde er toch in te doen wat ik wilde. Ik voelde allang geen koude meer en geen regen, – enkel haar warme aanwezigheid. Er kwamen nu voldoende sprookjes in mijn hoofd op, al wist ik niet hoe die keuze haar voor te leggen.
    Door haar kussen werd ik als dronken. "O Nomanie," bracht ik uit, "ik houd zoveel van je; als ik nog nooit van iemand heb gehouden. We moeten altijd bij elkaar blijven. Ik zal je alles geven; en eeuwig, eeuwig verliefd op je blijven."
    Bij elke gedachte over de liefde streelde ik haar. Daarna huilde ik enige tijd in haar armen.
Tenslotte viel ik in slaap.

Ik ontwaakte in het licht. Hoeveel uren hadden wij zo geslapen? Nomanie sloeg het deksel op en keek omhoog naar de hemel, die grijs en bewolkt was. We klommen naar buiten en stonden bij elkaar op het in-sombere achtererf.
    Nu pas kon ik haar goed zien. Zij was meer dan een half hoofd groter dan ik; zij droeg een loshangend crème hemd en een lichtblauwe spijkerbroek, en haar lichtblonde haren waren bijeengebonden in een staart. Haar gezicht leek niet eens zo bijzonder, maar als je goed keek gaven haar wangen een betoverende zachtheid weer. Gentiaanblauwe ogen keken mij aan en straalden kalme rust en eeuwig weten uit. Ik keerde mij naar haar toe, telkens, weer om dat bevestigd te zien.
    "Ik zou eigenlijk alweer verder moeten," zei ik dof. "Maar dan alleen als je met mij mee gaat, want zonder jou zal ik geen rust meer vinden."
    "Waar was je dan naar onderweg?"
    "Naar mijn moeder voor hulp. Dat zou ik gisteren al, maar ik werd opgehouden door tegenslag en duisternis. – En gelukkig maar," zei ik met een lachje. "Anders had ik jou niet ontmoet."
    "Als je nu op weg moet, dan loop ik wel met je mee," zei zij simpel.
    "Nomanie... Als je dat voor mij over wilt hebben."
    "Dan gaan we nu. En over alle bekende wegen terug..." vulde zij aan.
    Een constatering die logisch was, maar mij toch, hoe vreemd ook, enigszins verontrustte.

Wij trokken door een dompig, bruin landschap, dat er zowel uitgedroogd als sponzig uitzag, dat zelfs hier en daar in brand leek te hebben gestaan. Er stonden nergens huizen, en eindeloos was het heidegroeisel van alle kanten. Door de hemel van karton leek het of er weer regen in aantocht was.
    Ik voelde me nerveus en verkrampt, en had het gevoel te moeten huilen, alweer... Onhoorbaar fluisterde ik:
    – Ik was mijn hele leven al verliefd op je, al wist ik dat niet. Het is de waarheid, een waarheid die zoveel betekent dat ik niet aan iets anders kan denken. Ga niet weg, want zulk afscheid kan ik niet verdragen. Ik kan een verliefdheid als deze niet dragen, een liefde die zwaarder weegt dan de moeilijkste opdracht, die iemand moet volbrengen. Ik wil telkens halt houden om je te kussen, maar ben bang dat je dat vreemd en onbegrijpelijk zult vinden, en dat daarom dit ons samenzijn tot een plotseling einde zou voeren, wat mij bezwaart als een tragisch vooruitzicht. Tot nu toe verdraag je mijn aanwezigheid naast je – hetgeen ik bijna niet kan begrijpen, maar niet anders kan beschouwen dan als een gunstig teken dat zegt dat je ook mijn liefde verdraagt.
    Maar ik sprak dit alles niet uit.

Toch dacht er aan dat Nomanie ieder moment afscheid zou kunnen nemen, – en wel heel plotseling, omdat het onvermijdelijk was. Maar ik durfde er niet over te denken. Opnieuw drong het besef door: dat Nomanie onbereikbaar was en zij dat ook zou blijven. En dat alles een droom was geweest. Een droom waarin zij niets minder was dan een godin. Wat voor haar zeer gemakkelijk was, want zij was immers een godin...
(Wordt vervolgd met nog één aflevering)

Reactie insturen
Graag eerst...

Inloggen of Registreren
re: Nomanie - Afl. 1 van 2
Reactie gegeven door Henk Gruys - 08:58 19-06-2017 Stuur e-mail Profiel bekijken van voet
Jij vindt het "een beetje te simpel-romantisch" en "nogal pathetisch".
En dat kan natuurlijk.

Volgens mij valt dat nogal mee. Waarom zou de ik niet kunnen denken dat hij al zijn hele leven verliefd op haar was? Ik vind dat wel een mooi idee.

Anders is wel mogelijk, maar dan krijg je ook een heel ander verhaal.

Bedankt voor je lezen en reactie, milou

re: Nomanie - Afl. 1 van 2
Reactie gegeven door milou - 19:43 18-06-2017 Stuur e-mail Profiel bekijken van voet
"Nu moet ik alweer verder" in plaats van "Ik moet ik alweer verder", neem ik aan.
Het hoofdpersonage, de ik-figuur is voor mij een beetje te simpel-romantisch om mij echt in het verhaal in te leven. 'Eeuwig verliefd op je blijven', 'koningen, prinsen en engelen' , 'mijn hele leven al verliefd op je'...het klinkt mij nogal pathetisch in de oren.
Voor de rest vind ik het goed geschreven, maar uit ren ver vervlogen tijd inderdaad.

milou***


De gedichten die ingezonden zijn op de website van de lettertempel en e.v.t. toekomst projecten die gekoppeld zijn aan de lettertempel blijven ten alle tijden eigendom van de feitelijke auteur van het gedicht. Zonder toestemming van de feitelijk auteur mogen de gedichten niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen op deze site en indien hier toestemming voor gegeven is door de feitelijke auteur het uitgeven van de gedichten door lettertempel zelf. Mocht er sprake zijn van misbruik van de content en de gedichten die gepubliceerd zijn op deze site door wat dan ook dan zullen er hoe dan ook (in samenspraak met de auteur) stappen worden ondernomen.
2006-2024 © Bizway - BTW nr. NL821748014.B01 - KvK 28086287