Hoofdmenu
    Hoofdpagina
    Gedichten
    Auteurs
    Zoeken
    Reacties
    Insturen
    Voorwaarden
    Greencard
    Contact

  Inloggen
 

  Registreren
  Wachtwoord vergeten

  Laatste 35 reacties
 
re: FEESTDiotheC...
re: Lezenwietewu...
re: Lezenwietewu...
re: FEESTSoit
re: FEESTSoit
re: vegannis...MirandaMei
re: FEESTMirandaMei
re: InktDiotheC...
re: Pasen aa...Tsila
re: Inktwijnand
re: vegannis...Erik Le...
re: vegannis...Mr.Deuce
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktBuigt
re: Inktcoolbur...
re: InktDiotheC...
re: Inktwijnand
re: Inktcoolbur...
re: Inktwijnand
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: (G)razen...coolbur...
re: Spokencoolbur...
re: De geur ...Claudel...
re: SpokenClaudel...
re: vegannis...Erik Le...
re: [30-007]...Claudel...
re: Morsewijnand
re: Herderst...coolbur...
re: Nimfomaniakcoolbur...
re: Brozen d...MirandaMei
 Meer reacties

  Laatste 25 gedichten
 
Inktcoolbur...
vegannisatieErik Le...
The African ...Claudel...
Licence to k...Claudel...
I wanna be y...Claudel...
Waar is Stev...Claudel...
alweer bijna...DiotheC...
Con-textdegon valk
Stop de tijd !!Claudel...
Tattoo you Claudel...
Zo'n dagDiotheC...
Een HuisHenk Gruys
herfst 2019augusta
FEESTSoit
Filosoof in ...Claudel...
bewegingenErik Le...
dubbellevenErik Le...
Claude Money?Claudel...
Brothers in ...Claudel...
Beast of bur...Claudel...
VogelsMarkeR
SleutelsHenk Gruys
Renee, remem...Claudel...
ViltjeSoit
Adem voor ad...seline168
 Meer gedichten
De Onthulling - Afl. 2 van 3
 Henk Gruys - 16:19 04-07-2015 Stuur e-mail  Profiel bekijken van Henk Gruys  Bekijk statistieken van dit gedicht 

De Onthulling - Afl. 2 van 3


Zij had talloze malen zijn telefoonnummer gedraaid, brieven geschreven. Zij stond een uur voor zijn huis in die andere stad. Maar het wilde niet lukken contact te krijgen. Misschien... bedacht zij, na alweer een vergeefse reis, zat Louis onverwacht een weekje in het buitenland voor de zaak, zoals immers vaker. En dat hij dat door de drukte vergeten was haar te zeggen... Dan zou hij zeker, zodra hij terug was, weer naar haar toe komen... En alles wat hij gezegd had vergeten... en werd het weer als vanouds... enzovoorts enzovoorts...
    Maar op minder voorspoedige ogenblikken, – als zij zich realiseerde dat zij hem misschien moest overtuigen van zijn ongelijk zonder dat zij daarvoor iets zwaarders dan een brief kon inbrengen, dan begon het haar soms te duizelen...

Waar was nu toch die lichtcrème envelop... Zij staakte een ogenblik het zoeken, omdat zij zich door de middaghitte en nervositeit bijna geen raad meer wist. Ze liep naar de balkondeuren, om door het dichttrekken van de gordijnen tenminste de zonnestraling af te schermen en de warmte te verminderen. In het voorbijgaan stootte zij per ongeluk tegen de tafel. De koffiekan wankelde, viel bijna om en een deel van het niet meer drinkbare vocht vloeide tussen de kranten en tijdschriften. Maar zij was al zo afgestompt dat ze het niet eens merkte.
    Ze schoof het overgordijn voor de balkondeur dicht op een kier na, maar liep niet meteen terug, keek nog even door de opening naar buiten.
    Aliët had zich al vaak in gemoede afgevraagd of zij in dit huis wel gelukkig kon zijn, gelegen aan de uiterste stadsrand. – Hoewel haar woonomgeving in de buurt van de zee was, waar ze van hield, behoorde ze tot het meest stoffige en vervuilde deel van de provincie. De staalfabrieken en hoogovens in de nabijheid, die zonder ophouden vuil en rook de lucht in bliezen, hadden het omringende landschap hoofdzakelijk kaal gemaakt. Alles in de omgeving was bedekt met donkergrijs glinsterend stof en erts uit de zeestomers, waarvan de zware basstemmen in de loshavens soms te horen waren. Overal werden voor uitbreiding der complexen braakliggende terreinen opgekocht. Rond de laatste woonhuizen en afbrokkelende straatwegen strekten zich nog slechts golvende zandvlaktes uit, waarin slechts taaie grasplukken en doornige struiken, ruïnes, kuilen, afval en uitgebrande vuurtjes van de spelende jeugd te vinden waren.
    Een oud huis was het, dat van Aliët, smal en torenachtig, een van de weinige die in de kaalslag nog overeind waren gebleven, – of eigenlijk resteerde nog slechts de helft van het oorspronkelijke bouwsel. Een aanpalend gedeelte was jaren terug gesloopt. Stenen lidtekens stonden nog op de muren. Zelfs een deel van de oude vloeren was nog te zien als een slordig mozaïek. Een roestig spoorlijntje liep in de buurt van Aliëts huis, op één plaats op niet meer dan vijf meter van haar verveloze deur.
    – Aliët voelde duidelijk hoe moe zij was. Maar zij zou niet kunnen opgeven, ook de verdere middag, avond en misschien zelfs de hele nacht zou ze door blijven zoeken. Hoe onbegrijpelijk was dit manco; hoe was het mogelijk dat juist zijzèlf de brief had weggemaakt! Het leek haar wel of het lot tegen haar samenspande! De gedachte aan de verdere beproeving maakte dat ze tranen in haar ogen kreeg van spijt en ongerief.
    Stel dat de brief onvindbaar bleef, dan zou, nog afgezien van een verloren gegaan bewijsstuk, dit alles op z'n minst als een zeer slecht voorteken kunnen worden beschouwd... Een blijvende bijgedachte voor hun relatie ... Dit benauwde haar niet minder, bijgelovig als zij nu eenmaal was.

Juist was zij teruggekomen van de wc en gelopen naar de grootste kast in de kamer – een reusachtig exemplaar van gevlamd mahonie met dubbele deuren, waarvan het uiterlijk iets had van een roofdier gereed voor de sprong – toen de telefoon zich deed horen. En de bel ging op zeer dwingende manier. Het geluid had iets angstaanjagends, naar het haar door zenuwachtigheid toescheen. Tegelijk klonk het dof, minder hoorbaar dan gewoonlijk. Ze keek rond, waar was het toestel gebleven? Ze had zoveel rommel gemaakt, dat ze het niet meteen kon vinden.
    Ze kroop op handen en knieën door de kamer, haar te korte rok opgeschort tot de boorden van haar kousen, zoekend tussen stapels kranten, kunstaffiches en samengebonden pakketten ansichten, maar vond het niet. Hulpeloos bewoog ze zich in de chaos. Het was door het sluiten der gordijnen wel minder licht in de kamer geworden, maar niet minder warm, benauwder misschien zelfs nog. Met afkeer rook ze haar zweet dat als damp om haar heen leek te hangen.
    Eindelijk vond zij de telefoon, in de buurt van de overgordijnen. Ze groef hem uit en riep hallo in de hoorn. Maar hoorde in de schelp een gebruis, als de branding van alle oceanen ter wereld. Storing op de lijnen was hier niets nieuws, want de geweldige fabrieken in de buurt beïnvloedden altijd de ontvangst. Ze legde neer en wilde opstaan, toen het belletje opnieuw ging. Maar nu was er helemaal niets meer in het apparaat te horen, alsof men de verbinding had verbroken.
    Juist wilde zij zich voor de tweede maal afkeren, toen ze in de telefoon een verre stem opving, die zij dacht te herkennen. "Maggie?" riep ze op goed geluk.
    "Waarom nam je niet op," vroeg een vrouwenstem verwijtend. Zij klonk lijdzaam als was ze ziek.
    "Maggie," riep Aliët, "dat vind ik aardig." – Ze probeerde haar stem niet geforceerd te laten klinken, maar de onderbreking kwam haar natuurlijk nogal ongelegen.
    Deze Maggie was een oud-collega, ooit ontmoet op het kantoor waar ze werkte, en een paar jaar jonger dan zij. Ongeveer twee jaar terug raakten ze bevriend, en plachten Maggie en zij wel samen te winkelen en kwamen ze regelmatig bij elkaar op de thee.
    Maar een jaar geleden was Maggie naar een andere stad verhuisd en dat had daarin verandering gebracht. Aliët had aanvankelijk het contact nog wel proberen te onderhouden, maar door gering enthousiasme van de andere kant hadden ze elkaar daarna nog slechts een paar keer ontmoet. Maggie was zelfs niet op de begrafenissen van haar ouders geweest. "Wat klink je zwak, ik kan je haast niet verstaan," riep Aliët.
    "Het gaat ook niet goed met mij," antwoordde de vrouw. "Ik ben niet in orde, eigenlijk al een hele tijd."
    "Wat dan, waar ben je dan?" Aliët bespeurde een duidelijke tegenzin in dit gesprek, maar onderdrukte die.
    Het licht buiten flikkerde opeens zo roodachtig in de vitrages dat het was of deze in brand waren gevlogen. Van de cokesfabriek steeg een reusachtige stoomwolk op die de zon flakkerend afschermde. Het kraakte in de telefoon, wat het gesprek enige minuten onmogelijk maakte. Nadat het weer stiller was geworden, hoorde zij:
    "... ik eens wilde weten hoe het met je gaat... want och, nu je ouders gestorven zijn, zo vlak na elkaar, nadat je ze zó had verzorgd..." Maggie sprak op luchtig-babbelende en toch meewarige toon. "Dat moet een schok zijn geweest. Hoe lang is het geleden?"
    "Alweer bijna een half jaar. Maar het gaat wel... Natuurlijk blijven de herinneringen van alles... Maar ik klaag niet..."
    Op dit ogenblik naderde er buiten een goederentrein. Een diesellocomotief met een sleep platte wagens brulde aan. Aliët zag hem door het smalle balkon schuin onder zich. Het dreunde in de kamer zo hol dat de stem van Maggie opnieuw voor langere tijd onverstaanbaar werd. En juist nu scheen ze heel wat te zeggen te hebben. "Wacht even," riep Aliët, "tot de trein voorbij is!" Maar háár stem was waarschijnlijk evenmin te horen. Zij keek door het gordijn, gehurkt, knieën bij elkaar, zodat niemand haar onder de rok kon kijken. Zij zag dat een paar spelende kinderen op het zanderige veld hun activiteiten hadden gestaakt; twee meisjes hadden een klein jongetje bij de hand genomen en keken naar de voorbijrollende wagens.
    Toen het dreunen eindelijk verminderde, hoorde ze Maggies stem weer:
    "... en jij luisterde toch altijd naar goede raad van mij, als je beste vriendin?"
    Dàt zij haar beste vriendin was geweest, moest Aliët beamen, want zij had nooit andere vriendinnen gehad... Toch had zij genoeg bedenkingen gehad over deze vriendschap. Maggie, die zo bazig kon zijn... ja egoïstisch. En dat was geleidelijk erger geworden... Aliët voelde zich soms ongemakkelijk door Maggies dominantie die zomaar vanzelf kon overgaan in een ronduit hatelijke houding. Maar ach, had zij dan vaak gedacht: zij is mijn enige vriendin; ze bedoelt het misschien niet zo. –
    "Ik heb ik gehoord," vervolgde Maggie op een keuveltoon, "dat je sinds kort een vriend hebt."
    "Ja, dat is zo..." zei Aliët aarzelend, en ook in verwarring, want zij dacht: hoe weet zij dit? Ooit had zij Maggie aan Louis voorgesteld, in het begin, toen er nog geen sprake was van een relatie. En later had zich eenvoudig geen gelegenheid meer voorgedaan... Van wie kon zij dit dan hebben vernomen?..
    Nieuw geknetter in de schelp maakte de conversatie onmogelijk. Toen het was opgehouden, hoorde zij Maggie spottend zeggen: "En wij nog wel denken dat je nooit iets van mannen wilde weten! – En dan nu blijkt Aliët geraffineerder te zijn dan we dachten! Zoals men zegt: stille waters diepe gronden, nietwaar?"
    Even zweeg ze, toen vervolgde zij:
    "We zullen je dus een beetje in de gaten moeten houden!"
    Dit laatste was vast maar een grapje, dacht Aliët. Maar eigenlijk hoopte zij dat Maggie niet zo bleef doorgaan... ook viel haar op: waarom zegt ze "we" als ze "ik" bedoelt; wie zijn dat, die wij?
    "Nu ja," antwoordde Maggie in het vage. "Ik wou zeggen, mocht dat àl te gek worden, dan kunnen jij en ik dat toch gezellig oplossen? Net als vroeger bij een kopje thee en een taartje?"
    "Ik begrijp je niet", zei Aliët, "wáár moet ik over praten?"
    "Ach Aliët, je bent immers mijn beste vriendin!.. Het is voor je eigen bestwil, hoor!
    "Maar wàt oplossen dan..."
    "Nu ja, als je het niet begrijpen wilt!.. Ik heb het dus over Louis! Zo ongeveer de aardigste man van de hele stad! – Wie had dat ooit kunnen bedenken? Jij en Louis! Het koppel van de eeuw, haha! – Maar wel een tikkeltje bedenkelijk, zoals iedereen vindt die ik ken."
    "Hoezo..?" vroeg Aliët verwonderd.
    "Met die veel jongere man! Jij bent al vijfendertig! – Ik ben niet de enige die dat opvalt! Ik verzeker je dat al die roddelpraatjes en achterafjes je heus geen goed doen, Aliët! – Nu zou ik natuurlijk kunnen zeggen: Als jij je dan per se tot onderwerp van zulk gesmoes wìlt maken....."
    Aliët voelde zich onverdraagzaam bejegend. Inderdaad was Louis aanzienlijk jonger dan zij, elf jaar, maar dat was toch niet zó ongewoon?..
    "Aliët," hernam Maggie, "ik heb je een tijdje in de gaten gehouden. En ik moet helaas zeggen dat ik me nogal gegeneerd heb af en toe!"
    "...Heb jij mij... gevolgd?" vroeg Aliët. "Daar wist ik niets van. Hoe kon dat dan?"
    "Dat was makkelijk genoeg. Je moet niet denken dat ik gek ben."
    Aliët vroeg zich op dit moment af of zij al niet te veel van haar ongenoegen blijk had gegeven. Dat, zo wist ze, maakte haar tegenover Maggie op een of andere manier kwetsbaar; ze kon zich daar nooit goed tegen te weer stellen. – Beter was het geweest als ze op Maggie praatjes gewoon niet was ingegaan... Maar nu het gesprek zo vreemd onplezierig dreigde te worden, riep het eenvoudig tot weerspraak òp. Maar hoe afstand te nemen van Maggies bemoeienissen zonder al te onvriendelijk te worden, wist zij niet. Te zachtzinnig of te weinig perfide. – Haar verdediging klonk dan ook eerder als een zwakte dan als verweer, toen zij tegenwierp:
    "Maar ik heb er juist met niemand over gesproken..."
(Wordt vervolgd met nog één aflevering)


Reactie insturen
Graag eerst...

Inloggen of Registreren
re: De Onthulling - Afl. 2 van 3
Reactie gegeven door Henk Gruys - 20:38 04-07-2015 Stuur e-mail Profiel bekijken van voet
Goed hoor, die correcties van je. Ik lees daar blijkbaar gewoon overheen. Dan heeft er eerst wat anders gestaan, wat werd vervangen.
Bedankt voor je lezen en reacties, ook aangaande aflevering 1. Verbeteringen zijn inmiddels aangebracht.
Met groet, Henk

re: De Onthulling - Afl. 2 van 3
Reactie gegeven door evamaria - 17:49 04-07-2015 Stuur e-mail Profiel bekijken van voet
Ik zag een paar kleine verschrijvinkjes staan.

hem misschien zou had te overtuigen van zijn ongelijk zonder dat zij daarvoor iets

bedoelt; wie zijn dat die wij?

------bedoelt; wie zijn dat, die wij? Ik denk dat een komma hier wat duidelijker is.


mocht dat àl te gek wordt, dan kunnen jij en ik dat toch gezellig oplossen?

ze zich kon daar nooit goed tegen te weer stellen.

Benieuwd naar het vervolg.


De gedichten die ingezonden zijn op de website van de lettertempel en e.v.t. toekomst projecten die gekoppeld zijn aan de lettertempel blijven ten alle tijden eigendom van de feitelijke auteur van het gedicht. Zonder toestemming van de feitelijk auteur mogen de gedichten niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen op deze site en indien hier toestemming voor gegeven is door de feitelijke auteur het uitgeven van de gedichten door lettertempel zelf. Mocht er sprake zijn van misbruik van de content en de gedichten die gepubliceerd zijn op deze site door wat dan ook dan zullen er hoe dan ook (in samenspraak met de auteur) stappen worden ondernomen.
2006-2024 © Bizway - BTW nr. NL821748014.B01 - KvK 28086287