|
Daarboven cirkelt hoog een arend,
voorbereid op zijn gebed.
Ze roert zich niet – de muis, verjarend,
wordt door jagers voet verplet.
Dezelfde prooi had hij in zicht
– de zwerfkat. Hervat zijn jacht.
De loop is nu op hem gericht:
ontspringt de dans, ontspant zijn vacht.
Mensenvoeten wroeten zondig
in de klei van bossen, wouden.
Mensenwoorden worden mondig,
harten gaan van harten houden.
Liefde zonder pact bedreven.
Liefde die terrein bezet.
Muizen, jagers, zwerfkatten,
voorbereid op hun gebed.
|