|
't Is fijn: hij ziet de schoonheid van z'n dromen,
maar eensklaps wordt-ie wakker met een schok:
de telefoon heeft hem gewekt. Hij ziet de klok.
Het is half vijf! Wat zal 'm overkomen?
Hij wankelt uit z'n bed om op te nemen.
De irritante stem blijkt van z'n ex.
(Een sprookjeshuw'lijk had-ie met die heks.)
Nog altijd haat-ie haar tot in 't extreme.
Verlangend naar z'n sponde kijkt-ie zuur.
Ze vraagt 'm: 'Heb je al een nieuwe bruid?
Och, heb ik jou gewekt, dit vroege uur?'
(Een ietsje sympathieker klinkt d'r toon.)
'Het geeft niet,' zegt-ie, ' 'k moest er tóch al uit:
er klonk gerinkel van de telefoon.'
|