|
zij is een zemel en kommer
en heeft koudwatervrees,
occult is ze en eigengereid.
aan zee liepen ze samen;
vertreden ze een klein eindje.
de trap werd ze opgedragen
haar broer kreeg een dip,
de kracht haar te verplaatsen
blijft steeds de grootste truc.
nu zit zij in haar schelp op foto
naast haar liefste lappenpoppen
zo klein is haar gestalte.
haar vaal gezicht uitgelijnd;
steekt wat uit zijn broekzak.
snijdt als een deken zo zacht.
|