|
Vanuit de boot
een zicht op zee
met zilverkleurig kielzog
meeuwen stelen schreeuwend
een meegenomen boterham
en roepen kust nabij
tot crabbenarmen immer
je warm welkom heten.
De bus als eerste wegpiraat
rijdt altijd tegendraads
langs kleine grauwe huizen.
Het voetbalteam
als enig grootste luxe
beheerst het culturele leven.
Grainger-market,
verdwaald uit Dickens boek
toont onverwarmd
zijn Jugendstile- verleden.
Meiden achter hun pram
slenteren langs afgeprijsde waren,
het enig leven, dat nog kans
op toekomst heeft.
De drank vloeit uit de pubs
van werkeloos verpozen,
the Guiness, their daily pint
van mannen on the dole.
De dames goed geschminkt
op afgetrapte schoenen
houden de schijn nog op
van lang verloren glorie.
Ze houden nog high tea
verborgen onder hoeden
van wat ooit standard was.
De booky op de hoek
verkoopt hun gouden jaren
van weelde op de pof,
hun necklaces en ringen
vertonen hun verleden
van rijkdom die ooit was.
Een kop net afgehakt
ligt klanten na te kijken
en wordt terwijl men wacht
in porties daar verpakt.
De ouden lopen daar
in stukgeleefde kleding
met hun pantoffels aan,
hun jasschort overall,
De haren in de rol
maar afgebroken tanden
gaan zij het leven door.
En ik, ik kijk betoverd
naar mensen, die zo leven
hun leven overleven
tegen de armoe in.
Bewonder hen hun moed
hun doelen na te streven
zij leven bij de dag
maar elke is er een.
|