|
De gravendelver is heel goed
in spitten, 't is een gave.
Als edellieden sterven, moet
hij 'n kuil voor graven graven.
Soldaten liggen liever plat
dan met geweren dreigen
en hopen daarom allen, dat
ze nimmer krijgen krijgen.
Met merries wil de hengst van bil
om veulens te verwekken.
Hun konten zijn bedekt! Hij wil
ze zonder dekken dekken.
De meid vindt jongens vaak een scheet,
maar kan ze nu wel haten:
d'r neus staat in de wind! Ze weet,
dat scheten scheten laten.
De boot, waar Jan zich in begeeft,
kan vele zorgen baren.
Het oude schip is lek en heeft
gevaren met gevaren.
Hij zag de pruimen bij de boom.
Die stond in goede aarde.
Hij mocht ze hebben van z'n oom,
die z' in z'n gaarde gaarde.
De wezen waren uit hun doen
en eenzaamheid aan 't vrezen.
De buren zeiden 'Zielig,' toen
ze naar de wezen wezen.
'Kom met ons dubbel spelen, schat,'
zei Henk, die zich verveelde.
De dame wees het af, omdat
ze enkel enkel speelde.
Van elfenbankjes op de stammen
had Joop heel veel vernomen.
Hij wilde over zwammen zwammen
en over bomen bomen.
Hij vond 't maar een tamme trut,
met wie hij vrijdag vrijde:
In bed met Drika vond-ie kut:
hij wilde wilde meiden.
Als lezer denkt u: 'Hou toch op:
je blijft maar aan het zeiken!'
Een goed idee: 'k ben moe en stop.
'k Wil niet op lijken lijken.
|