Hoofdmenu
    Hoofdpagina
    Gedichten
    Auteurs
    Zoeken
    Reacties
    Insturen
    Voorwaarden
    Greencard
    Contact

  Inloggen
 

  Registreren
  Wachtwoord vergeten

  Laatste 35 reacties
 
re: FEESTDiotheC...
re: Lezenwietewu...
re: Lezenwietewu...
re: FEESTSoit
re: FEESTSoit
re: vegannis...MirandaMei
re: FEESTMirandaMei
re: InktDiotheC...
re: Pasen aa...Tsila
re: Inktwijnand
re: vegannis...Erik Le...
re: vegannis...Mr.Deuce
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktBuigt
re: Inktcoolbur...
re: InktDiotheC...
re: Inktwijnand
re: Inktcoolbur...
re: Inktwijnand
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: (G)razen...coolbur...
re: Spokencoolbur...
re: De geur ...Claudel...
re: SpokenClaudel...
re: vegannis...Erik Le...
re: [30-007]...Claudel...
re: Morsewijnand
re: Herderst...coolbur...
re: Nimfomaniakcoolbur...
re: Brozen d...MirandaMei
 Meer reacties

  Laatste 25 gedichten
 
Inktcoolbur...
vegannisatieErik Le...
The African ...Claudel...
Licence to k...Claudel...
I wanna be y...Claudel...
Waar is Stev...Claudel...
alweer bijna...DiotheC...
Con-textdegon valk
Stop de tijd !!Claudel...
Tattoo you Claudel...
Zo'n dagDiotheC...
Een HuisHenk Gruys
herfst 2019augusta
FEESTSoit
Filosoof in ...Claudel...
bewegingenErik Le...
dubbellevenErik Le...
Claude Money?Claudel...
Brothers in ...Claudel...
Beast of bur...Claudel...
VogelsMarkeR
SleutelsHenk Gruys
Renee, remem...Claudel...
ViltjeSoit
Adem voor ad...seline168
 Meer gedichten
Warme Lucht - (slot)
 Henk Gruys - 15:31 19-09-2013 Stuur e-mail  Profiel bekijken van Henk Gruys  Bekijk statistieken van dit gedicht 

Warme lucht - (slot)


"Zomaar... Of misschien gaan we toch niet..." Ze schudde het zand en steentjes uit haar schoenen en schoof ze weer aan haar voeten.
    "Even de aardappels afgieten," riep ze ineens en sprong overeind. – "En niet kijken!" Ze verdween in de bosjes. Hij zag alleen nog iets van haar roodwitte jurk en een stukje van haar been. Hij hield zijn adem in, maar hoorde geen enkel geluid; het was doodstil bij de bomen, en even zelfs waaide het niet. – Toen ze terugkwam zei ze op geheimzinnige toon: "Er lopen hier in de buurt jagers rond, weet je dat; heel spannend! Hierachter! Daar gaat het van pang pang!" Ze deed of ze zelf schiettuig had.
    "Ik heb niks gehoord van pangpang," zei hij koud, "en ik houd ook niet van dat volk; – dat zijn vreselijke mensen aan wie eeuwen van beschaving voorbij zijn gegaan."
    "Dàt zijn pas èchte mannen! Die zijn enig!!" Ze klonk stelliger dan ooit. Een bolletje spuug schoof ze tussen haar lippen naar voren en zoog het weer in. "Misschien," zei ze, en ze keek onbevangen om zich heen – "misschien gaat er wel een naar ons staan gluren, van achter die bomen, zou je dat geen opwindend idee vinden?.."
    Opwindend? dacht hij, we doen toch niets? Maar de aanwezigheid van jagers was hem op een vreemde wijze onaangenaam. Hij zei bokkig van ongeduld: "Nu wel weer genoeg gekletst."
    "Als je zo onvriendelijk blijft, ga ik terug," antwoordde ze. "Bah, wat ben jij vanmiddag saai... En ik heb je daarnet nog wel gezoend."
    "Dat was niet echt gemeend, dat heb ik gerust wel gemerkt, hoor," zei hij, "daar had je andere bedoelingen mee..."
    "Oja? en welke bedoelingen dan wel?" – Maar hij wist niet zo gauw wat die bedoelingen dan wèl waren geweest, hoe haarzuiver hijzelf haar gedrag misschien ook had aangevoeld. – Het was weer een poosje stil, omdat hij eigenlijk niets meer wist te zeggen, of geen onderwerp van belang achtte.
    Opeens klonk geritsel in de bosjes dat bijna geen einde nam, – hij keek naar wat er daar ging gebeuren, dacht aan een dier, – en toen stapte er iemand uit het struikgewas tevoorschijn. Dat was geen gewone man; hij leek een diepe duisternis met zich mee te dragen. Hij droeg een getailleerd mosgroene jas zonder mouwen en mosgroene laarzen aan zijn voeten. Hij had een zwarte baard, zwarter kon niet, en om zijn ijzige mond speelde een flauwe grijns. Dwars over zijn borst hing een glanzend jachtgeweer. Hij nam hen beiden laatdunkend op. Groeten deed hij niet; het gaf de indruk dat men hèm eerst diende te groeten.
    – Met zo iemand wil ik niets te maken hebben, zei hij bij zichzelf. Een die stinkt naar kruit en naar de dood, en met wie je geen vriendschap moet onderhouden. Maar Terri Triksel was al opgestaan. Ze begroette de zwarte man alsof ze hem allang kende, waarbij zij een beetje draaide met aanhalige manieren. De jager bekeek haar met zijn zwarte, borende blik. Enkele woorden sprak hij, meer niet. Maar zij deed of ze ieder antwoord buitengewoon vond, en van alles op de hoogte wilde komen, ook over zijn schiettuig, dat zij telkens streelde. En dat ze dolgraag eens de trekker wilde overhalen, – mag dat jager?
    Hij riep ongeduldig naar hen: "Hé, we zouden toch vertrekken?! Dat had je toch gezegd?! Anders ga ik alleen weg, hoor!" Maar het meisje en de jager, die nu iets leken te bespreken, tot intiem fluisteren toe, en reageerden niet; en zonder op hem te letten verdwenen zij in het
struweel. –
    Zijn stemming was hiermee wel tot een dieptepunt gedaald en zijn medeleven op. Wat er plaatsgreep wist hij niet, had dat toch eigenlijk wel willen weten... Maar verliefd op Terri Triksel was hij in de verste verte niet, hield hij zich voor. Nee, eerder haatte hij haar nu. Ik ga haar ook niet helpen als het mis gaat. Ik kom niet in verweer, blijf gewoon zitten. Mocht er gegil komen uit het bos, dan heb ik niets vernomen. Dan zeg ik achteraf heel cynisch dat het veel te warm was om in actie te komen." –
    Hij bleef nog tien minuten zitten in gepeins, starend naar zijn schoenen of het halmenveldje overziend, waar ranonkelrode paaltjes omheen stonden en waarachter een oude stoomwals stond, die vol kleefkruid was geraakt. Telkens luisterde hij scherp als hij meende ritselen achter de struiken op te vangen, en was hij alert genoeg om bij het geringste onraad naar de boskant te kruipen om zich daarin schuil te houden.
    Toen kwam er een ratelend lawaai uit de verte dat de lucht vervulde als een plotselinge stormvlaag. Hij zag dat de rode hijskraan was omgevallen en dat de hijsarm half in het dak van de boerenplaats stak, hopeloos geknakt en verbogen. Hij zag vijf, zes smerig geklede mannen van verschillende kanten toe rennen en hoorde woest geschreeuw. Maar al gauw keek hij niet meer, hield de ogen gesloten en bleef zitten zonder dat er veel in hem omging. –
    Na een tijdje klonk er nergens meer rumoer. Rondom de verongelukte hijskraan liepen nog de monteurs, maar jammeren of schelden deden ze niet langer. –
    Terri Triksel zal niet meer terugkomen, dacht hij. Ik weet niet eens of het haar echte naam is. Wat hem vooral niet zinde was dat hij door haar zomaar was achtergelaten als een afgedankt meubelstuk. Maar wat interesseert me dat eigenlijk nog, ik heb haar niet nodig, en ik heb haar nooit nodig gehàd.
    Al bleef er twijfel dat hij misschien niet helemaal meende wat hij dacht en hij zich toch van enige jaloersheid niet vrij zou kunnen maken ... Maar ach, nee dat wilde hij niet, onzin... Ik ga hier weg!
    Maar juist terwijl hij opstond, klonken er harde stemmen diep achter de bomen. Hij kon ze niet verstaan. Toen was er een gegil, en ineens viel er een schot. Zijn hart sloeg over, maar hij bleef als automatisch de pluizen van zijn kleding slaan.
    Het was weer stil overal, maar hij kon het tenslotte niet langer uithouden. Hij sloop naar de lage houtwal en loerde voorzichtig door het gebladerte. Hij moest takken opzij duwen, ze zwiepten hem in het gezicht. Zonder geluid te maken drong hij verder door in het geboomte. – Hij zag of hoorde niemand. De stammen rezen uit het hakhout op naar zware kruinen boven hem, en overal om hem heen was het schemerig.
    Toen kwam hij aan een open plek, een groene, zwak golvende bodem met braamstruiken eromheen.
    Daar zag hij Terri Triksel op de grond liggen, op haar rug, roerloos. Haar roodwitte jurk was grotendeels afgescheurd en zat onder het bloed. Haar ogen waren gesloten. Was zij dan al dood, dacht hij ontzet.
    Even verderop stond de zwartgroene jager. Met de rug naar hem toe; roerloos, het glanzend geweer aan een band diagonaal over zijn schouder. Waar hij naar keek, was niet te ontraadselen; maar het leek naar een punt in het volkomen niets.
    – Hij moest zijn handen een moment voor zijn gezicht doen om dit verschrikkelijke visioen kwijt te raken. Toen keek hij weer.
    Er was niemand. Niets bewoog, geen vogel floot. Het open zonlicht kaatste op de lege mosgroene aardvlakte voor hem, en het was zo stil overal, dat hij zijn hart kon horen bonzen.

Reactie insturen
Graag eerst...

Inloggen of Registreren

De gedichten die ingezonden zijn op de website van de lettertempel en e.v.t. toekomst projecten die gekoppeld zijn aan de lettertempel blijven ten alle tijden eigendom van de feitelijke auteur van het gedicht. Zonder toestemming van de feitelijk auteur mogen de gedichten niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen op deze site en indien hier toestemming voor gegeven is door de feitelijke auteur het uitgeven van de gedichten door lettertempel zelf. Mocht er sprake zijn van misbruik van de content en de gedichten die gepubliceerd zijn op deze site door wat dan ook dan zullen er hoe dan ook (in samenspraak met de auteur) stappen worden ondernomen.
2006-2024 © Bizway - BTW nr. NL821748014.B01 - KvK 28086287