|
de ritselende bladeren zijn
zielen, ze draaien om me heen
toen ik nog van ze hield, leefden we
met ander licht in de ogen
er is geen gelijk, we komen
en we gaan zoals de wind
hoorbaar, maar nergens vandaan
en nergens weer naartoe
we nemen afscheid draaiend
om alles heen, ik laat los
tot ik stil sta en je uitadem
een wolkje in de koude lucht
en dan weg
|