|
'Je paardrift', zei schone Jolande
aan Kees, die d'r aan wilde randen,
'kan 'k héél goed begrijpen.
Ik zal je wel pijpen.'
- Waarna ze 'm hardtandig ontmande.
Hij kon zich niet aan 'r vergrijpen.
Bebloed zat-ie 'm danig te knijpen.
Hij vluchtte wijdbeens
en hij dacht: 'Dat was ééns.'
Daarna heeft-ie zich nooit laten pijpen.
|