|
Spoorbrug
Langs staande kruisbalken zoekt de baan zijn perspectief.
Stalen spoordek tussen ijzerreuzen.
Veertien meter boven het kanaal. Recht als een liniaal.
In lage verten verliest zich het vlakke water
met de rusteloze binnenvaart langlijvig en smal.
Hun schroefkolk trekt hekgolven diagonaal.
– Een trein hamerdondert door het bladerloos berceaux.
Staal op staal, getergd beest met uitgetrokken nagels.
Zijn ketelstoom ijlt langs het plafond van binten.
Vluchtend-vliedend, tot zijn betovering verwasemt.
Helse alleengang. Dan echoënde stilte. – Tien uur tien.
De wind trekt huiverend door een slopgang van grijs.
– IJzersmaak en chloor; en van rond graniet
de gepantserde bastions omlaag.
|