|
dat het geweest zijnde verdwenen is en nooit was en alleen dat wat nu is alleen kan zijn als wat zal zijn, wat wil zijn en dat dit zijn in het mogelijke, het verlangde nu alweer geweest is vergleden tot verdwijning beneemt het spreken en laat de adem over en de traan die zich rekt tot een dunne draad een hengelgaren dat achterwaarts gezwaaid in slomo naar voren zwiept de donkere vis, de stille vis
|