|
Ze wist niet, wat haar overkwam
als groentje in de wei,
ze kreeg van achteren een ram,
stond er schaapachtig bij.
Ze zei tegen een oude ooi:
‘Tjonge, ik schrok me lam
en voel me ook zo, da’s niet mooi,
het was geen heer, die ram’.
‘ ’t Zit in hun aard’, sprak ’t oudje wijs,
‘rammen gaan flink tekeer,
over vijf maanden is het prijs,
dan schrik je zeker weer’.
En ‘t bleek waar, wat zij vertelde,
het hek leek van de dam.
Toen de jonge spruit zich meldde,
riep ze luid: “Ik voel me lam’.
|