Hoofdmenu
    Hoofdpagina
    Gedichten
    Auteurs
    Zoeken
    Reacties
    Insturen
    Voorwaarden
    Greencard
    Contact

  Inloggen
 

  Registreren
  Wachtwoord vergeten

  Laatste 35 reacties
 
re: FEESTDiotheC...
re: Lezenwietewu...
re: Lezenwietewu...
re: FEESTSoit
re: FEESTSoit
re: vegannis...MirandaMei
re: FEESTMirandaMei
re: InktDiotheC...
re: Pasen aa...Tsila
re: Inktwijnand
re: vegannis...Erik Le...
re: vegannis...Mr.Deuce
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktLetItAl...
re: InktBuigt
re: Inktcoolbur...
re: InktDiotheC...
re: Inktwijnand
re: Inktcoolbur...
re: Inktwijnand
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: InktDiotheC...
re: (G)razen...coolbur...
re: Spokencoolbur...
re: De geur ...Claudel...
re: SpokenClaudel...
re: vegannis...Erik Le...
re: [30-007]...Claudel...
re: Morsewijnand
re: Herderst...coolbur...
re: Nimfomaniakcoolbur...
re: Brozen d...MirandaMei
 Meer reacties

  Laatste 25 gedichten
 
Inktcoolbur...
vegannisatieErik Le...
The African ...Claudel...
Licence to k...Claudel...
I wanna be y...Claudel...
Waar is Stev...Claudel...
alweer bijna...DiotheC...
Con-textdegon valk
Stop de tijd !!Claudel...
Tattoo you Claudel...
Zo'n dagDiotheC...
Een HuisHenk Gruys
herfst 2019augusta
FEESTSoit
Filosoof in ...Claudel...
bewegingenErik Le...
dubbellevenErik Le...
Claude Money?Claudel...
Brothers in ...Claudel...
Beast of bur...Claudel...
VogelsMarkeR
SleutelsHenk Gruys
Renee, remem...Claudel...
ViltjeSoit
Adem voor ad...seline168
 Meer gedichten
Asclo en Efred - Afl. 1 van 2
Geschreven door Henk Gruys Stuur e-mail Alle gedichten bekijken van deze schrijver

                    Asclo en Efred


De tram

De elektrische lijntram ratelde zwaar door het lege, grauwe landschap.
    Binnenin de wagen, bovenaan, liepen de dikke geelkoperen staven waar doorheen de zware energiestroom voor de motor werd doorgegeven en ritselden rijen blauwe vonken zodra het voertuig afremde.
    – Hij was een zeer knappe, zwartharige jongeman en heette Asclo du Eriks. Hij keek niet naar buiten, alleen maar door de tram. De bestuurder zat als een mechanische pop, de rechterhand doodstil op de schakelknop, in aandachtige houding kijkend naar de speerpunt van de rails in de verte. Niemand anders was ingestapt, hoewel de tram het laatste half uur regelmatig bij de wachthuisjes was gestopt.
    Ze naderden twee halteplaatsen die bijna hetzelfde heetten, zoals Asclo wist, Paradis en Parade. – De kans dat hij zich zou vergissen, en enige haltes te ver zou doorrijden was niet denkbeeldig en gaf hem een gevoel van ongerustheid.
    Hij liep gehaast naar de deuren van het achterbalkon, terwijl de tram vaart minderde. Sissend als gifslangen openden zich de portieren. Hij droeg geen koffer bij het uitstappen, geen tas; hij had de tijd niet genomen om bagage bij elkaar te zoeken. – Toch was er geen sprake van paniek geweest. –
    De tram reed snel bij hem vandaan. In de bocht scheidde de trolley nog een reeks helderblauwe sterren af, die op de grond regenden.
    Asclo stond even gedachteloos. Toen keek hij naar de drie hoge flatgebouwen waarmee hij nu min of meer omgeven was. Ze vertoonden de kleuren hemelsblauw, lichtgeel en roze; hadden kleine, zwarte vierkante ramen. Hij keerde zich. Hoe nu verder, waar moest hij naartoe? – Hij had gemeend goed de weg te weten. Maar de stad leek een andere dan hij verwacht had, kleiner, beperkter. "Er is kans dat ik hier helemaal niet moet zijn, dacht hij. Dat ik mij in de juiste tramroute vergist heb, of dat het traject is gewijzigd."
    De ramp kon hier nog niet zijn doorgedrongen volgens hem. Het bleef bij dreigen op de achtergrond, ver achter de horizon. "Maar binnenkort kan het ons treffen als een overwelmende stofwolk die snel de hemel verduistert; en de autoriteiten zullen machteloos zijn daar iets tegen te doen. Omdat zij dan al veel te laat zijn."

De sloopkuil

Hij liep dichter naar de drie optorenende woonblokken. In de ruimtes tussen de gebouwen was, om doorgangen te forceren, alles neergehaald, met achterlating van het puin. De drie flats leken vervallen, meer naarmate hij dichterbij kwam.
    Hij stak het klinkerende plaveisel over naar een heuvel van zwart folie voor hem uit. De omgeving deed denken aan een nederzetting uit een SF-film. De zon bescheen al zijn onzekerheid met een kleurloze, harde schijn. Waar ik toch ben beland... dacht hij. Ik had ik er helemaal niet aan moeten beginnen, deze onmogelijke missie van een speld in een hooiberg.
    Hij daalde, de hem spaarzaam verstrekte aanwijzingen volgend, af naar een lager gelegen gedeelte terzijde van de woontorens, eigenlijk een ondiepe kom in het kale veld, een soort eiland van roest waarin uitgebrande autowrakken, machines en lekke tanks lagen, met wat woekerende restanten van sprietig groen hier en daar.
    – Aan de rand van waar hij naartoe liep stonden enige witte woonhuisjes in rij, achteloos neergedonderd, niet meer bewoond; dak en vensters kapot of verdwenen. Hierachter lag de kom, door het sloopvolk in de steek gelaten, nog slechts wat rook producerend, van vlammenbeekjes in lange greppels.
    Een sloopkuil. Eertijds aangelegd om de omgeving zoveel mogelijk te sparen, – al hadden weinigen dat geloofd. – Asclo aarzelde een moment bij de kruisende vuurstroken omdat hij iemand had gezien.
    Een zwaarlijvige man in verslorderd, donker kostuum, in gezelschap van een jongetje van een jaar of acht met een wit shirtje en een groen broekje aan, scharrelde rond, hij roerde met een pook in een vonkend vuur, alsof hij iets zocht dat daar per ongeluk in was beland.
    Asclo daalde af over de hellende, vervuilde bodem, nog bijna onderuit glissend over een plas zwarte smeer. Achterwaarts stonden drie roestige autowrakken.
    Werkte men hier nog steeds? Iedereen die afstamde van het slechte slopersvolk, iedereen waarbij het zwart van het kolengruis en vetsmeer in de huid was getrokken, behoorde tot hen die het voor het zeggen hadden, dacht hij. Nog steeds. Voor dit volkje moest men op zijn hoede blijven. In het uiterste geval teruggaan, onverrichterzake.
    – "Verdomd?" riep de dikke. Het was als een soort herkenning, omdat hij Asclo zag. Asclo wist niet meteen wat te zeggen. Het jongetje was bij hen vandaan gelopen en achter het stuur gaan zitten van een van de auto's zonder deuren, hij bauwde het geluid van de motor na.
    "Kom hier, maak je kleren niet smerig!" riep de dikke. – Dat zegt hij om goede indruk te maken, dacht Asclo.
(wordt vervolgd met nog 1 aflevering)


Reactie geven op dit gedicht? Klik hier !


De gedichten die ingezonden zijn op de website van de lettertempel en e.v.t. toekomst projecten die gekoppeld zijn aan de lettertempel blijven ten alle tijden eigendom van de feitelijke auteur van het gedicht. Zonder toestemming van de feitelijk auteur mogen de gedichten niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan lezen op deze site en indien hier toestemming voor gegeven is door de feitelijke auteur het uitgeven van de gedichten door lettertempel zelf. Mocht er sprake zijn van misbruik van de content en de gedichten die gepubliceerd zijn op deze site door wat dan ook dan zullen er hoe dan ook (in samenspraak met de auteur) stappen worden ondernomen.
2006-2024 © Bizway - BTW nr. NL821748014.B01 - KvK 28086287