Ik heb geen haar meer in mijn hoofd,
er ook -wie had dat ooit geloofd?-
geen jou voor in de plaats genomen:
de fik in ik van schrik gedoofd.
Er is geen jij meer aan mijn zij,
toch wordt het lente, is het mij
voorbij. Zelfs in mijn blijste dromen
komen geen haren meer voorbij.
Geen hen, al was ze nog zo snel
kon ooit de Hun in mij ontkomen.
Maar ons werd mijn. Ik jouw "Vaarwel!"
en stop dit voornaamwoordenspel.