er nadert een rups, een geel gevaarte
het ijzer kreunt, gilt ijselijk in een striem
van vonken
een trein denkt niet aan sabbat
ze stappen uit, de reizigers
er was kans op staan, opeengepakt
in een gangpad
met een koffer, een scholierenzucht
een winkeltas
.
de trein is leeg
niemand voelt zich langzaam krimpen
niemand proeft geronnen bloed
(men proeft slechts als het moet)
niemand ziet hem staan,
de toren, de stationsklok
als een opziener,
om de treinen
tot laden en lossen
aan te sporen,
als een massieve
schoorsteen die slaat
op het uur van de dood