|
Het was woensdagmiddag en we speelden meestal buiten
met de kinderen uit de buurt, ik was vast een jaar of tien,
tot de straatlantaarns brandden en de supermarkt ging sluiten:
tikkertje of voetbal en wie niet weg is, is gezien.
Wie er moest beginnen werd altijd bepaald door poten
van veel te grote afstand stapsgewijs weer naar elkaar
zodat schreeuwsgewijs maar met z’n allen werd besloten
wie de eerlijkste van ’t stel was of de grootste babbelaar.
De stoere jongens en ik leken meestal tegenpolen
maar als het mijn beurt was keek ik door mijn vingers heen
waardoor ik zeker wist bij welke struik je zat verscholen
zodat ik in een tel weer op de juiste plek verscheen.
Je zag me vaak niet sluipen en je schrok als ik je raakte
omdat je niet begreep hoe ik je elke keer weer vond
en dat je daarbij van die fijne schelle kreetjes slaakte
bracht zonder dat ik wist waarom een glimlach om mijn mond.
Die middagen van toen zouden nog immer zijn verzwolgen
als ik je laatst niet weer eens in de supermarkt hier sprak
en sinds we af en toe het verre vroeger achtervolgen,
babbel ik over die tijd met meer dan groot gemak.
Al verberg ik mijn gezicht niet langer in mijn klamme handen
en tel niet meer hardop tot twintig als ik je bespied,
ik speel verstoppertje totdat de straatlantaarns branden.
Gelukkig maar dat jij dat snapt en door de vingers ziet.
21 juni/14 augustus 2016
|