|
Zes hoog woont de lusthovenier.
Hij heeft er maar weinig plezier,
doordat-ie een tuintje onbeert.
Omdat-ie er wél een begeert,
verhuist-ie. Het kan 'm verblijden:
hij heeft nu een hut op de heide.
Z'n tuin daar staat echter nog vol
dovenetels. Die geven geen lol..
Ze kunnen 'm geenszins bekoren,
daar die in een lusthof niet horen.
Daarom gaat de tuinman verbloemen:
hij wil zich op rozen beroemen.
Hoe aangenaam kan-ie verpozen:
z'n hof heeft nu bloeiende rozen.
Als hofnar wil hij die gewassen
steeds weer met een bloembak verrassen.
Die kan-ie heel kundig vertellen:
z'n tuin weet er prijs op te stellen.
De grapjas is amper te remmen:
z'n tuin wil-ie wéér gunstig stemmen,
dus die amuseert-ie een poos:
met moppen schiet hij in de roos!
Effect heeft z'n lusthofgedrag:
elke roos schiet erdoor in de lach.
|