|
Bonnefanten
Grillig ligt achter de duisterzijde van het bewuste
De angstige waarheid
Gedrogeerd gelaat der dood mij kuste
Grijze luchten in een overmaat van ramp
Slurfen doen rijken tot mijn innerlijk
In God zijn naam geef mij vergiffenis!
Ik ben nog net uit ongewisse dood
Verrezen, mijn reis door reflecterend rood
Tot in kunsthallen, waar de Duivel huist
En gloeiende kolen mijn voetzolen branden
Hoe - kom uit dit Land der Duisterzijde
Waar ‘t licht der eeuwige tijden – met overmacht
Mijn zielsverdriet de overhand biedt -
Om zo te keren in mijn lijden
En mij te wenden van de nacht
Jakobsladder, koekoeksoog,
Mijn laatste dag welk’ rest!
Ik bid God
– een Hemel hoog -
Waar vandaan de bliksems der tijd
– neerstrijken
Mijn ogen ongewis en haperend kijken
Mijn bewegen
Mij bevrijd, ik bid opdat de ruwe pijn
Mijn karkas verrot
En ik mag verdrinken in bitterzoet vilein!
|