|
Van blijdschap roept de boer, hosanna!
wanneer het regent dat het giet.
Een buitenkans, om deze tied,
die stortvloed van het hemels manna.
Zijn koeien douchen in de wei.
De bui besproeit het slappe groen
van sla, spirea en pioen.
Alleen zijn gasten zijn niet blij.
Gemopper klinkt er op zijn land
vanuit het boerententenkamp.
Dat natte is voor hen een ramp
zij willen bakken op het strand.
De boer denkt, zijn het domweg legen
die zeiken over zomerregen?
|