|
Ik zie je voor het venster wild gebaren
tegen de kat die van de hoge muur wil
springen; je hebt tot vandaag die zorg
bewaard, voor alles wat je nabij staat
ik weet nog hoe je handen en je ogen
altijd open,moeder, altijd zoekend
naar wat hulp behoefde, geen dier of plant,
op het erf of het leefde in je mededogen
en ik zie je weer in de deuropening
staan,azuurblauw, in je geruite schort
en ik wil je strelen en je roepen
bij je naam, en ik zie je weer in 't licht nu,
zoals meer dan een halve eeuw geleden,
klaar om neuriƫnd de eeuwigheid in te gaan.
|