Bekladdering.
Ik denk dat de laatste dag de herfst is.
Met wolken die als een blok sneller
en te snel op mijn hoofd neervallen.
Mijn avond vergallen met stemmen
over vervagende sterren in de nacht.
Alsof we er allemaal nog toe doen
we vallen in kuilen die we graven
voor onszelf, nagelaten wie wat deed.
Ik stuit op een kletterende tong tegen
mijn lippen. Sussend beweegt het
toch wel weer tegen mijn sissende
nijd in – smijt me weg als water
zo nat dat het hier niet dienen kan.
Wil je mijn naam nog weten of
ben je stiekem vergeten dat ik
ergens binnen in je bestond?