|
‘t gezicht verzonken in roes bedekt van warme huid, haar lijf, mijn oog bijna dauwdruppelend gelijk een traan, dwalend over ‘t lichaam
aan hemel trekken dromen van wolken voorbij als keken zij naar ’t kind in mij ik echter lief je: jouw zachte heupen spitse tong en stofbedekte littekens
de nacht ontvangt mij, weer, en zo houd ik de maan, houd je rond en rozig blauw in wanden van mijn kamer – hier leeft de geur, tijdloos nog geplakt
in ogen, mond wil ‘k duiken.
sunset 28-07-2009
|