|
~~~~~
Rozenschrijn
De vrouw schikt oude rozen om haar kind, verlegt een plooi ontijdigheid, op zij genegen wijkt de stof haar geest en vindt een vlaag verbannen beelden, vlak erbij
omklemt haar hand opnieuw de harde rand van 't bed, zo loos geslagen als ze toont en vast niet weet wat ze nog doet, het loont voorwaar niet meer te zoeken naar verband.
Ze weet zich uit beschikking ingelijfd, verwacht niet langer nog een waardig eind te komen met hetgeen zijn driften drijft.
't Is waar de geur van rozen met haar kwijnt, het bloedend hart en kind allang verstijfd: de wrake die haar wake smeulend schrijnt.
|