ZENOBIA
(De verschrikking der verschrikkingen)
Ik weet uit persoonlijke ervaring al langere tijd, dat het hooggeprezen z.g. "zielenleven" niet slechts staat voor interactie van gedachten met daaraan gekoppelde gevoelens, maar dat het tevens de bakermat is van verschrikkingen.
Het was op een avond, aan het einde van een zonnige dag, dat ik neer zat op mijn zwartlederen bank en mijn vele zonden de revue liet passeren. En ik zag de werkelijkheid van wat genoemde 'verschrikkingen' inhouden. In dit werkelijkheidsbesef werd ik door de 'verschrikkingen' meegevoerd naar een punt in mijn denken, waar het scheen alsof er nog slechts een flinterdunne scheidslijn was tussen wat de werkelijkheid was en het domein van mijn verschrikkingen. Na deze lijn te hebben overschreden bevond ik me in een soort trance…
Ik had een insight! ik realiseerde me plotseling met Helleense helderheid de bedrieglijkheid van de ‘s mensen schone schijn, de façade waarachter hun ZENOBIA binnenkant schuilgaat.
"Aanschouwt, ZENOBIA!", klonk op dat moment een barse vervormde stem in mijn oren.
Ik keek verdwaasd op en merkte op dat de gehele kamer in een gele gloed stond. Schuin boven mij hing een cirkelvormig soort gat van onpeilbare diepte, waarin helse vuren leken te branden en waaruit een geluid opsteeg als van myriaden naargeestig jankende mensenstemmen. Een sfeer van vervloeking en een stank van rotting riep associaties op aan een inferno, aan een nachtmerrie weggerukt uit de schilderijen van Dali – een nachtmerrie compleet met krioelende vliegen, larven, torren en wat dies meer zij, kruipend en vliegend in de angstwekkende diepten van ZENOBIA...
"Wat in ZENOBIA resideert verwoordt de mens niet want het is de Verschrikking Aller Verschrikkingen, hernam de vervormde stem. "En een ieder die ZENOBIA in zijn ziel toelaat weet wat hem wacht."
Onbegrip veinzend wierp ik tegen: "Ik heb geen idee wat je bedoelt."
"ZENOBIA is de vrucht van verworven kennis", bulderde nu de stentorstem.
Er stak, met oorverdovend geraas, een hevige wervelstorm op die door mijn kamer raasde in tomeloze vaart, alles met zich meenemend. Het kostte me de grootste moeite, door me aan mijn bank vast te klemmen, niet te worden meegezogen, zo sterk was het zuigeffect van de storm. Opkijkend zag ik, wat ik intuïtief al vermoedde: de ronddraaiende windkolom had zijn oorsprong in de ZENOBIA, van waaruit nu vurige tongen naar mij reikten! Ik gaf een angstige kreet toen de vlammen mijn lichaam bereikten… en me van de bank tilden. Dan werd ik naar de opening van de ZENOBIA gezogen. .. Wanhopig achterom kijkend zag ik mijn kamer achter mij verdwijnen en ik zag mijzelf – mijn stoffelijk lichaam - in elkaar gezakt, zittend op de bank!
En ik wist: dit is het einde!