Frits
Het deurbelletje rinkelde in het lokaal. -Mogge.
-Mogge Kees.
-Is Frits er nog niet?
-Nee.
-Wat raar.
-Ach, die komt straks wel. Die ister toch elke dag.
-Ja, daarom juist. Nou, geef me eerst maar een kop koffie.
Kees ging aan hun tafeltje zitten, waar je goed zicht had op de straat buiten.
-Zeg Kees.
-Ja.
-Wat lees ik nou in de TERZIJDE van deze week?
-Ik zou het niet weten. Ik bepaal me tot de ochtendkrant. Maar wat staat er dan in?
De waard overhandigde hem, tesamen met de koffie, het blaadje. Niet een hoogtepunt van grafische innovatie. Meer geïnspireerd door het Blazoen-periodiek van de padvinders van vroeger. De waard wees op Maggie’s Column.
Kees las het stuk mummelend en keek toen verbaasd naar de waard.
-Is dat mens nou helemaal gek.
-Staat er iets onwaars in?
-Nee, maar het is niet echt aardig.
De waard haalde de schouders op.
-Dan bof je nog.
Het deurbelletje rinkelde weer. Een oudere dame betrad het lokaal. Ze keek rond en ging naar de waard.
-Is er hier ene Kees?
De waard keek rond in het lege lokaal.
-Vermoedelijk wel. Kees?
Die keek op. De waard wees naar hem.
-Waarschijnlijk is dat Kees, mevrouw.
De vrouw glimlachte en ging bij Kees aan het tafeltje zitten.
-Dag Kees.
Kees keek vragend op.
-Ik ben Anna.
-Anna?
Ze lachte. -Die van Frits.
-Oh. Maar hij zegt altijd ...
Ze hief de hand op. -Annie. Ik weet het. Dat vindt hij nu eenmaal leuk. Mag ik je iets aanbieden?
-Graag. Dank u. Koffie alstublieft.
-Doe ik aan mee. Het is nog vroeg.
Ze keek naar de toog. De waard knikte.
-Jij vraagt je af waarom ik en niet Frits...’
Kees knikte.
-Frits is ziek. En omdat ik toch even de stad in wilde, vroeg hij of ik je dat even wilde zeggen.
-Erg?
-Nee, een griepje. Snotteren en koortsig. Met een paar daagjes is-ie wel weer bij de mensen.
Beiden dronken langzaam van de hete koffie.
-Jullie kennen elkaar al lang, niet?
-Ja, van jongs af aan. We woonden in dezelfde straat. Later zijn we elkaar blijven zien. Tot ik trouwde.
Ze knikte, maar zweeg.
-Ze was erg bezitterig.
-Ja, dat zijn vrouwen dikwijls. Als ze onzeker zijn.
Kees keek vragend. -Onzeker? Ik heb nog nooit een vrouw gekend met zo’n ego.
-Dat bedoel ik.
-Oh. Juist. Ja.
Ze keek naar buiten, naar de winkelende mensen. Dan keek ze hem aan.
-Het lijkt mij een typisch geval van incompatibiliteit.
Incompa... En Frits was met zo’n vrouw getrouwd?
-Oh. Ja ja. Nou, dat weet ik niet, hoor. We pasten gewoon niet bij elkaar.
Kees begreep niet waarom Annie nu lachte. Blijkbaar zei hij wel meer dingen die mensen amuseerden. Net als bij die Machteld.
Kees hernam. -Ze had het erg hoog in het hoofd. En ik was maar een boekhouder. Ik was ook de eerste die er uit werd gegooid toen de zaken minder goed liepen. En van computers heb ik nooit iets begrepen.
-En toen gooide zij jou er uit.
Kees glimlachte. -Nee, die kans heb ik ‘r nooit gegevn. Vernedering kent zijn grenzen. Ik ben dramatisch bij nacht en ontij vertrokken. Ik heb haar nooit meer gezien.
Nu viel Anna stil. Er zat daar meer dan een domme man, teleurgesteld in het leven.
Ze keek naar buiten. -Nou, ik denk dat ik er maar weer eens van door ga.
-OK. Doe Frits de groeten. En zeg dat hij zuinig moet zijn.
-Waarop?
-Op jou.
Kees pakte de krant.
h.