Pennies from heaven
Toen ze binnenkwam, geraakte Joris Nagel enigszins in verwarring. Ze maakte een bijna-kniksje, toen ze zich voorstelde. ‘Heleen.’
En dan de kleding. Witte blouse, lichtblauw vestje er over heen. Een wijde Schots-ruiten rok, decent tot net over de knie. En penny-loafers. Dat was wat hem tot zijn overweging bracht. Die schoenen. Die waren van een paar generaties geleden, gedragen door de jonge dames uit Aerdenhout. En als ze zat, gekruiste enkels.
Alles net niet over de top.
Wat was dit. Wat kon hij er mee. En wat wilde ze zelf, want ze had zich natuurlijk niet voor niets zo toegetakeld.
Hij kon zich nog net weerhouden om ‘jonge dame’ te zeggen, toen hij vroeg of ze wat wilde drinken.
‘Een mineraalwater, alstublieft.’
Alstublieft. Ze moest wel grondig gebriefd zijn door haar moeder, die natuurlijk had uitgezocht wie hij was. Een oudere heer, die een gezelschapsdame zocht.
Hij zelf nam maar koffie, die hij voorzichtigheidshalve al klaar had staan in de keuken. Goeie koffie zetten is niet ieders werk.
‘Zo, kon je het makkelijk vinden?’
‘Ja hoor, pappie heeft me gebracht.’ Pappie, de charmeur van de gemeente. Die wilde natuurlijk weten wat voor onderkomen hij had. Nou, dan werd hij bediend. Een dertiger-jaren villa, met veel bruin hout en rieten dak. Veel lange statige dennebomen er omheen. Kostte nog heel wat om dat te huren.
‘Dus je bent net afgestudeerd?’
‘Ja.’
‘Wat was het ook al weer?’
Hij wist het heel goed, maar er knaagde iets aan hem, dat hem verhinderde haar zonder voorbehoud te zien.
‘Sociologie.’
Dat klopte. Rijkeluisdochters vak.
‘Met welk doel?’
‘Om te zien wat de mensen doet tikken.’
Joris glimlachte. Zo functioneerde de jeugd van tegenwoordig in de rat-race, die hij zelf maar al te goed kende.
‘Gelukt?’
Ze haalde de schouders op. ‘Niet zo moeilijk. Als je maar net doet of je gek bent of in ieder geval een dom schepseltje, houdt niemand zich in en kun je manipuleren wat je wilt.’
‘Met welk doel?’
‘Macht. En ...’. Ze hield zich in.
Hij had maar zelden iemand ontmoet wier uiterlijk zo tegengesteld was aan haar geest.
‘En ... wat doe je met die macht.’
Heleen lachte. ‘Je hebt geen idee welke stommiteiten je iemand kunt laten uit halen, als ze je vertrouwen.’
Joris vroeg zich af of pappie wist welke tijdbom hij het leven had doen zien. In ieder geval had ze hem keurig op tijd gewaarschuwd.
‘Waarom wil je eigenlijk deze baan hebben.’
‘Om mensen te ontmoeten.’
‘Maar je bent in eerste instantie gezelschap voor mij.’
Ze knikte, ‘Zeker. Dat is mijn job en die zal ik goed doen. Maakt u zich maar geen zorgen.’
Hij zag iets in haar ogen, dat hem waakzaam maakte. ‘Maar dat is niet je hoofd drijfveer.’
‘Nee. Ik wil uw milieu leren kennen. En de mensen er in.’
’Om die later te gebruiken.’
‘Zo kun je het zeggen.’
Hij zag in haar ogen een glinstering, die niet alleen werd bepaald door de verwachte arbeidsvreugde.
‘En daar moet ik je bij helpen.’
‘Jawel. Maar daar stel ik wel iets tegenover.’
‘Wat dan?’
‘Dat kunnen we in onderling overleg bepalen. Om te beginnen ben ik gezelschap en hulp voor u.’
Het ‘u’ kwam er wat aarzelend uit. Op haar leeftijd was tutoyeren de norm, maar hij was natuurlijk al wat ouder en bovendien ook haar werkgever. Hij liet het maar even zo.
Het bleef even stil. Hij overdacht of dit wezentje geschikt was om zijn eigen plannen te realiseren. En wat was haar tweede agenda, want de gezelschapsdame-functie was blijkbaar slechts middel tot een hoger of in ieder geval ander doel.
Ze stond op, met gezwaai van rok. ‘Zal ik nog koffie voor u halen?’
‘Ja, graag. En neem zelf wat je lekker vindt. In de keuken staat een boel troep.’
Ze zette twee kopjes koffie neer en ging weer naar de keuken. Ze kwam terug met twee kleine glaasjes.
‘Lekker voor de namiddag.’
Een dochter van haar vader, die bekend stond als een geducht innemer.
h.