Artiest
‘Pap?’
‘Ja, jongen.’
Wat doet die man daar?’
‘Welke man?’
‘Nou, die daar, met die lange haren. In dat mooie pak.’
‘Die? Dat is een kunstenaar, jongen.’
‘Oh. Zeg, pap?’
‘Ja, jongen.’
‘Waarom ziet hij er zo geteisterd uit?’
‘Dat hoort bij kunstenaars, jongen.’
‘Heeft hij het dan zo moeilijk, pap?’
‘Ja, jongen.’
‘Maar wat voor kunsten doet hij dan?’
‘Hij is dichter, jongen.’
‘Ja. Ja. En wat is dan zijn probleem?’
‘Existentiëel, jongen.’
‘Oh ja?’
‘Ja, hij weet niet of hij moet rijmen.’
’Is dat dan een issue, pap?’
‘Nee, maar hij heeft geen inhoudelijke ideeën, dus dan gaat hij maar voor de vorm.’
‘Gossie, pap. Verkoopt dat dan beter?’
‘Nou, en of. Het leesvolk is gemakzuchtig, jongen.’
‘Nou, dat is hem dan wel gelukt, pap. Dat pak is van Armani.’
‘Ja, dat oogt beter, als hij zich gaat ophangen.’
‘Hoi hoi. Gaan we dan kijken, pap?’
h.