|
je laat ons weinig na, vader
wat littekens op rug en schouders,
een wankel vooruitzien
en een man die in niets meer
op je lijkt.
de riem lusteloos aan het haakje,
je handen krampachtig vroom.
wij voelen de jeuk ervan nog in de kamer.
wij zijn een roedel zonder leider
ik kus je op de mond,
vader,
en voel hoe je daarbinnen
van blinde woede ontploft.
|