wolken bollen op in kleren
wie gaan wil vliegt naar ’t woud
daar verouderen de mensen
in kruinen van hoge bomen
mijn vader zag ik daar
een ster in half open mond
dacht hij zich mij
ik echter draag schoenen uit steen
omarm de rotsen, begraaf me in het zand
en sla mijn blik neer voor de hemel
buig dieper mijn hoofd
- mijn plaats werd mij geleerd
’s avonds vallen appelen in ’t gras
ik hoor het niet, weet zelfs niet of zij
niet enkel rode hemeltranen zijn
die langzaam in de aard verdwijnen
misschien droom ik wel dat ’t waar is:
de armen van wolken en middenin
mijn gezicht, als een kameleon.
sunset 23-09-2008