Het zoeken 3
Ina stond op, enigszins wankel. Ze rekte zich uit, de armen boven het hoofd. Effectief om de boezem te prononceren.
‘Nou, ik ben moe. Ik ga naar bed.’
‘Ik haal even de auto op en dan ga ik ook.’
‘Waar staat die?’
Bern beschreef de boerenhoeve en de buurman met zijn grote maaimachine.
‘Oh, bij Sjaan. Ik loop wel even met je mee.’
‘Doe geen moeite. Ik ken de weg.’
‘Ja ja, dat zal wel.’
Bern lachte minzaam. ‘Ik ben moe en wil naar bedje toe.’
‘OK. OK. Ik laat de achterdeur open. Zet ‘m maar op het erf, achter de schuur. Dan staat-ie uit het zicht. Ik ga vast. Trusten straks.’
Bij de boerderij stond de vrouw al te wachten. ‘Ja, het wordt donker, dus ik dacht dat u wel zo zou komen.’
Bern pakte het sleuteltje om de autodeur te openen, maar hij was niet gesloten. Vergeten in de haast.
‘Hadden ze nog een kamer in de Zwaan?’
‘Ja zeker.’
‘Nou, dan zou ik maar opschieten. Het wordt donker. Ina wacht natuurlijk.’
‘Nee, die ligt allang op bed.’
‘Dat bedoel ik.’
Met preutse rug ging Sjaan naar binnen.
Toen Bern de auto achter de Zwaan had neer gezet, liep hij nog even het dorp in. De heuvels rondom waren nu bezaaid met lichtjes. Hij zag een begraafplaats in donkere schaduwen. Alleen in de pastorie er naast brandde een licht. Hij keek naar binnen. In een grote keuken zat een kleine man in een soutane de krant te lezen. Bern stootte per ongeluk tegen een tuinstoel. De man keek op en kwam naar het raam. Hij tuurde bijziend naar buiten. Bern dacht dat het beleefder zou zijn zich maar helemaal in het naar buiten vallende licht te laten zien. De man binnen zag hem nu en wenkte hem naar binnen.
Hij deed de deur open. ‘Goeden avond, vreemdeling.’
‘Goeden avond,’ zei Bern. Hij was onvoldoende op de hoogte van kerkelijke kledij om er een passende titel bij te kunnen voegen. De geestelijke zag zijn ongemak. ‘Pastoor. In deze contreien Vader. Naar het Engelse father.’ Een lichte verontschuldigende grimas trok over zijn gelaat.
‘Nee, dank u. Ik ben nog wel even hier in het dorp, dan zien we elkaar misschien nog. Ik ga nu naar bed.’
De pastoor knikte vriendelijk. ‘Deo commendatus.’
Ina had wat lichten aangelaten zodat hij zijn slaapkamer makkelijk kon vinden. Er was een ouderwets eiken bed met een vracht aan geblokte dekens. en een gehaakte sprei. Rustiek, maar Bern kon daar niet goed tegen. Op een commode stond een porseleinen lampetkan. Een schaal met fruit. En een fles wijn met een glas.
Hij voelde even aan de matras. Die was gelukkig niet zo zacht. Hij herinnerde zich wel het bed bij zijn oma, waar je helemaal in verdween. Reuze knus maar de dood voor je rug.
Hij pakte de dekens en gooide die over een stoel in de hoek. Hij voelde even aan de deur. Die was nog open, maar er zat een sleutel in. Die draaide hij om. Daarna kleedde hij zich helemaal uit. Hij kon niet slapen met textiel aan.
Het was een enerverende dag geweest. Eerst Katie met de hoofdige appelsap. Dan Jonathan, de zwervende visser. Sjaan, die in zijn auto had gekeken. En als klapstuk Ina. Gelukkig was er geestelijke bijstand geweest aan het eind.
Hij viel in slaap.
hendrik