als ergens het morgenrood doorbreekt, onder jouw dalende blikken,
laat ons dan verbonden zijn door romantische aspiraties
want al bevinden we ons in verschillende naties
en hebben we mekander nooit gezien
jij bent het avondland waar ik in wil verdwalen
jij bent de morgendauw die blinkt in alle talen
en reeds van hier voel ik het gras onder je voeten
en dan bedenk ik dat ik je nooit zal ontmoeten
want wij zijn gedoemd om apart samen te zijn
delend dezelfde pijn van ontbrekende verbeelding,
en de slijtage van onze moegetergde geest
smachtend om elkaars armen te omarmen, wensen te verwarmen,
naar elkanders horizons te turen, ons samen in het liefdesvuur te sturen
denk je ook aan mij in deze donkere uren?
of ben je slechts een foto van gebroken glas?
een spiegelbeeld dat nimmer was, een doodgeboren ideaal, een nooit gesproken
dode taal van liefdesspel en spelgenot, van jammersmacht en liefdesnacht,
van shakespeariaanse fantasie, is ’t daarom dak u nimmer zie?
zijt gij een engel in mijn hoofd, die me van mijn verstand berooft?
zijt ge een poster aan mijn wand, altijd aan de overkant,
nooit nog in mijn innerkant, altijd aan de winnerskant,,
omdat ge altijd blij blijft staren, met gesponnen haren van vlas in de zon
niet wetend dat ik ooit begon, om eindeloos naar u te turen,
en uit uw blik genot te puren
waarom beweegt mijn poster niet? kom eruit véronique, kom eruit!