|
Het zijn de dagen, die ik pluk
en zo geniet ik levenslang.
Voor 't einde ben ik geenszins bang:
ik maak me om de dood niet druk.
Die kan voor mij geen pret bederven.
Onsterflijk zal de dood me maken,
als al m'n lichaamsfuncties staken,
want na m'n dood kan 'k niet meer sterven.
Dan ben ik dood en dat is dat.
Perfecte rust wordt mij gegeven:
ik treur niet om het mooie leven,
dat ik op aarde heb gehad.
Voor mij geen hemel na m'n kist:
ik ben goddank een atheïst.
|