Beginnen in de min.
De kwestie is nooit uit zijn gedachten,
Waar is zij? Hoe lang moet hij nog wachten!
Hij rukt de kopjes van bloemen kapot:
She loves me, no she loves me not.
Hij maakt zijn rondgang langs de poorten
Van minnepijn en razend hartezeer,
Hij telt de tekenen telkens weer,
geen verweer,
voor die meneer.
De werkelijkheid mist in een vat vol wanen, haar kille
slierten kleuren de mistige morgen
alvast blauw.
Wie is die mevrouw?
Zo komt met steeds grotere slagen, de middagschaduw,
matte vermoeidheid en vlagen van wanhoop verjagen steeds
vaker het licht uit zijn dagen.
Wat is een antwoord anders dan
de weerkaatsing van vragen?
En dan die Spiegel!
Ik weet, ik spreek nu in raadselen misschien, maar
‘t is de glans die verheldert, herkenning de weerschijn die niet oplost
maar ten volle laat zien.