Jacob en de overdracht
‘Maar wat doe je nu hier, Oliver?’ Jacob besloot de koe bij de horens te vatten.
‘Afwikkelen.’
‘En daar moet ik je bij helpen?’
‘Nee, ik moet jou helpen.’
‘Met de afwikkeling.’ Jacob werd waakzaam.
‘Dat ook. Maar eerder voorkomen dat je beschadigd raakt. Er zijn belangen.’
‘En die belangen dringen aan.’
‘Ja, want er zijn kapers op de kust.’
‘Nou, het lijkt me nu wel tijd worden dat je wat meer specifiek wordt. Het gaat om veel geld, dat heb ik nu wel begrepen.’
‘Ja, maar niet in contante vorm.’
‘Nee, dat mag ik hopen. Aandelen?’
‘Ja.’
‘Banktegoed?’
‘Ja. Ook.’ Het begon te aarzelen bij Oliver, want de volgende stap lag voor de hand.
‘Onroerend goed?’
‘Dat ook.’ Oliver wachtte even. ‘Ja, en gekoppeld aan een organisatie.’
Eindelijk. Nu kon er gepraat worden.
‘En met bewoners.’
‘Ja. Maar niet zomaar.’
Jacob zweeg nu. Dit was de crux of the matter.
‘Kinderen. Zieke kinderen. Achtergebleven kinderen. Mongooltjes, zoals dat wel heet.’
Dit kon niet alles zijn. Hoe erg ook, dit kwam meer voor.
Oliver vervolgde. ‘Van hoogmogenden die zich de publiciteit niet kunnen veroorloven. Uit verschillende landen.’
‘Oh. Nu weten we waar we het over hebben. En laat me raden. Die kinderen wonen in een groot huis. Op een landgoed. Dat was van Erica. En ik ben de erfgenaam van Erica.’
‘Ja. En daarmee ook van kapers op de kust. Erica is geen natuurlijke dood gestorven.’
Nu zweeg Jacob even. Hij had dat al vermoed. Hijzelf hing niet bijzonder aan het leven, maar wilde wel graag zelf bepalen wanneer en hoe dat beëindigd zou worden.
‘Kennen we de potentiële kapers?’
‘Nauwkeurig. Met naam en toenaam en adres. En bewapening.’
Ah, dat kon interessant worden, dacht Jacob. Hijzelf had een wat ouderwets maar daarom niet minder dodelijk arsenaaltje. Bewaard uit een wazig gehouden verleden onder het motto van “je weet maar nooit”.
‘Hoeveel.’
‘Drie.’
Ah, dacht Jacob, dat is te overzien. Hij schonk hen nog een glas wijn in.
‘Weten die mannetjes van mijn bestaan?’
‘Nee, maar dat is een kwestie van tijd. En voor die tijd moeten we de eigendom hebben overgedragen. Aan een anonieme stichting. De vraag is alleen waar.’
Jacob dacht na. Hij dook in zijn geheugen naar onoverzichtelijke en vooral ontoegankelijke entiteiten met een juridische status.
Hij ging rechtop zitten.‘Ik heb misschien wel een idee.’
‘Oh ja? Wat dan.’
‘Daarvoor moet ik eerst wat contacten aanboren.’
‘Waar?’
‘Niet zo ver hier vandaan.’ Het was tenslotte niet meer dan een twee uurtjes vliegen.
‘Laat me maar even mijn gang gaan. Ga jij maar even een wandelingetje maken met Diana.’
Juana stak haar hoofd uit het keukenraam. ‘Dan ga ik mee.’
‘Prima’, dacht Jacob. Juana was zo lek als een zeef als het om confidentiële zaken ging. Maar ze zou later wel van dienst kunnen zijn. Een vrouw als zij had universele potentie.
Oliver keek wel enigszins gereserveerd. De dame moest wel hanteerbaar blijven. Maar hij begreep dat Jacob even vrijuit moest kunnen acteren.
h.