Jacob en de slechte buurt
Jacob was enigszins verbaasd toen hij Juana naar buiten zag komen. Hij had verwacht een soort poes te zien die de melk nalikt die ze had gekregen. Maar het was een en al sereniteit. Tederheid zelfs. Een tzigane-engel.
Oliver kwam na haar. Die zag er een beetje afwezig uit, als of hij er nog niet helemaal was. Maar vredig. Zeer vredig.
Jacob vroeg zich af of hij zoiets had kunnen losmaken bij de bistro-houdster. Sterker, of hij dat gewild zou hebben. Hij was van nature platvloers met poëtische uitbarstingen en daarmee was het wel bekeken. Een goed man, zeker, een heel goed man, maar wie zit daar op te wachten. Maar hij gunde het Oliver en Juana van harte, daaraan was geen twijfel.
Hij zelf had maar weinig tedere momenten. Misschien het meisje in het lavendelveld. Of toen Diana zich bij hem had gevoegd. Maar verder kon hij weinig bedenken.
Juana had zich omgekleed zoals het een dame betaamt. ‘Ik ga boodschappen doen. Moet ik nog wat voor je meenemen, Jacob?’
Jacob schudde het hoofd. Dit was een vorm van inpoldering. Juana had een neiging tot bezitten en was weinig kieskeurig wie het bezit was.
’Nee, dank je. Ik ga straks zelf wel even.’
Oliver kwam aan met twee glazen wijn en ging naast hem aan de tafel zitten.
‘Woon je in London?’
‘Nee, even er buiten. Even voorbij Stonehenge. Ik moet altijd omrijden vanwege de bussen. Ik werk er alleen. Wonen in Londen is een crime.’
‘Waar werk je.’ Jacob wilde even doorzetten.
Oliver haalde de schouders op. ‘Gold Street.’
Jacob kende Londen redelijk. ‘Ik ken wel Silver Street.’
Oliver glimlachte. ‘Een zijstraat. Je bent wel bekend daar.’
‘Ach een man moet wat als hij alleen in de grote stad zit. Maar meer dan drinken heb ik nooit gedaan. Mij te link.’
Link. Oliver hoorde het woord met interesse. Deze Jacob was een veelzijdig gevormd mens.
Jacob dacht na. Dus Oliver zat in de voormalige hoerenbuurt. Soho. Nu met veel semi-exotische eettentjes, maar als je je best deed kon je de oude stiel nog wel vinden. Wel een stuk duurder nu. Interessant. Leuke dekmantel ook.
‘Kom ik je misschien wel even opzoeken in je kantoor.’
‘Is geen kantoor.’ Hij ging niet verder. Jacob wist wanneer je moest stoppen.
h.