|
ik ken ’t gevoel van opstaan en
mijn stoel verlaten alsof ik
nooit meer keren zal
de toekomst overlaten aan verleden
het zich steeds wijzigende nu
dat mij gevangen houdt
de vrijheid geven, als speelbal van de tijd
mij overgeven aan het ongewisse
geen toekomst die mij zorgen baart
slechts het gekend verleden en
’t meerollend tijdtsip, waarop ik drijf
als een vergeten wolk
die oplost in het blauw, zinloos geworden
een mooie zonnedag, genietend van
het niet-zijn, slechts ingelukkig levend
maar steeds is er terugkeer naar
die stoel van ’t altijd eisenstellend
heden
pak ik de draad weer op
zolang geluk niet wijkt
kan ik er tegen
maarten
|