meeuw
de meeuw op de rots naast me
ziet mij wantrouwend aan
met felle kraalogen
hij houdt de vleugels half gespreid
om zo nodig direct weer
weg te kunnen
ik leg een stukje brood naast me neer
sta op en loop
dichter naar de branding
die met witte kammen hoog opgolft
in de noordwester
met een krijs stort de vogel
zich op het brood
scheert rakelings
langs mijn hoofd
verheft zich boven mij
zweeft dan koninklijk weg
op de stormvlagen
kijkt minachtend naar mij terug
een dankjewel
kan er niet af
h.