|
Hij fietst naar huis
twee blikken bier in zijn trui.
Ze zijn te duur gekocht, maar ja,
hij heeft ze nodig...
Hij heeft ze nodig om de stemmen
die hem volgen op zijn tocht te stillen.
De stemmen van het uitgaan,
op een zaterdag in de bovenstad.
De stemmen van de nauwelijksvrouwen
met hun korte denim rokjes.
De stemmen van de matjesmannen
met hun lullige kakkerkraagjes.
Die samen beuken, schreeuwend, joelend
tegen de poorten van de beschaving:
"Laat ons eruit, laat ons eruit!"
De fietser denkt beter te weten,
maar weet nog minder dan hen
hoe de nacht te grijpen, en
hoe de mensen zijn...
In plaats van versieren en plezier
schrijft hij en waant zich,
beter dan de rest.
|