|
Twee parlementariėrs schreven
een proefschrift. Het stel promoveerde:
een titel werd aan hen gegeven.
Zo werden ze kamergeleerden.
Het viel op bij een kamerdebat,
dat hun woordkeus alom werd geprezen.
Ze hadden 't voor 't kiezen, doordat
ze een woordenboek hadden gelezen.
Als woordvoerders zat het hun mee,
dat ze goed waren in discussiėren.
Met trefwoorden konden de twee
al hun standpunten raak formuleren.
' 't Woord "kamer" ', beweerden ze, 'is te
gewoon,' dus ze zeiden "salon",
maar er waren salonsocialisten
door wie de ellende begon.
- Want deze politici wisten
als zwaargewicht allen van wanten.
Ze wilden zich niet laten kisten.
Het waren salonolifanten.
Hun reactie was fenomenaal:
ze bestreden het duo geletterden
gewichtig met spierballentaal,
waardoor ze het tweetal verpletterden.
Ze vonden het niet onbezonnen
en vierden een feestje omdat
ze op twee wijzen hadden gewonnen:
ze praatten en stampten hen plat.
|