Grabbel, sluit je hand
en draai je vingers los
rond mij - die glad, lauw, lang en
willoos staat - rechtop, wiebel
warmend in je palm, aanhalig.
Krabbel, schuif ik dan
de naden langs
en slipje in, maak toetsen
op je lippen los, lauw, lang en
lobbig halend, hangend
aan de tippen van mijn vingers.
Je snoept me smak ik, dribbel en
verspeel je sleept de hakjes in mijn rug
verspil met mij, verbrokkeld
stoot ik rond een as, rol, krol
de uitgeschoven kringen kralen
korrels in de rimpels, de parels uit je
poriën, trek ze snokkend door je
liezen naar de ruggengraat
de schouders op.
En adem slaat in korte streken stil
(030608)