|
uitzicht op
ik kijk hier uit het raam
een intro voor veel van mijn gedichten
zie ik vijf buurmannen staan
in een kring
met bier
het is zondagmiddag half vier
de zon schijnt, het is maart
ik zie petje op, een kale kop, de goldielok, die ook
en nog twee idioten
ze staan, ze staan
en praten
in een tuin tuin tuin
die soort van grafzerk is
geheel betegeld met twee grijze bloembakken
nog geen bloem, het is pas maart
ze hebben gebaren
ze hebben praten
ze staan daar al een half uur?
we hebben vanmiddag al lekker in de tuin kunnen zitten, zoiets?
twee vrouwen zitten (op tuinstoelen)
de buurmannen staan te praten
het zijn er vijf in getal en ik weet zeker, komt nummer zes voorbij
dan blijft nummer zes daar ook bij
ze hebben geen idee dat ik hier
1 hoog over hun zit te schrijven
he? het zijn er nu nog maar vier?
Wie is er weg? Petje
Petje is weg
ow daar komt petje weer
nou weer met ze vijven
petje was binnen biertje halen
de deur staat wagenwijd open
mijn deur zit op het nachtslot
ze hebben blikjes in hun hand he?
allemaal een blikje
zo mag je niet in de stad lopen hoor?
dan spreekt een agent je aan van mijnheer? u loopt met een blikje bier
en ja hoor, nu met z'n zessen
en nu nog maar vier
het kan snel gaan he?
op zo'n betegeld tuinje
jeetje? prethoofd dat daar woont? de kale
die altijd van z'n vrouw buiten moet roken, ook al is het min 10 in de winter
terwijl die vrouw over de 100 kilo weeg
die pretkop komt met drie bier
komt natuurlijk omdat petje er een zelf haalde
nu hebben ze weer allemaal nieuw bier
zondagmiddag
ja, half vier
|