|
De vrouw viel geheel onverwacht
in een bocht van d'r fiets in de gracht.
Het bleek 'r ongunstig te stemmen.
Aan wal stond een kerel. Hij wilde
graag weten, waarom ze zo gilde.
Ze antwoordde: 'Ik kan niet zwemmen!'
'Ik óók niet,' verklaarde de vent.
'Kalmeer toch en wees zo attent
om goed op m'n woorden te letten.
Het feit, dat ikzelf tot op heden
niet zwemmen kan, is nog geen reden
voor mij om zo 'n keel op te zetten.'
|