|
Ik hou niet van mensenmassa's. Nooit gedaan, en dat wordt alleen maar minder- geen kwestie van paniek ofzo, maar geef het anderhalf, twee uur tussen de opeengepakte mensen, en je hebt me de rest van de dag suf en sjacherijnig.
Een concert, dat gaat nog net; een hele dag met vijftigduizend mensen, daarentegen, op een van de regen verzompte paardenrenbaan, van mij hoeft het niet zo. En dat dan om naar muziek te luisteren die thuis ook gewoon op CD staat. Lekker op de bank, biertje erbij... maarja, ze hadden gevraagd of ik "gezellig" mee wilde- geweldig mokerwoord, is dat: "gezellig".
In Landgraaf was een van de Grote Namen begonnen- Guano Apes, geloof ik. De zweterige, modderige massa dromde glimmend van bier, wiet en verwachting samen voor het podium; het drumgebeuk en de gitaargillen echooden hol terug vanaf de heuvels verderop.
Op het marktje aan de andere kant van het veld stonden van die onbegrijpelijke prullariakraampjes: buttontjes, kleurige t-shirts, droomvangers, magische kristallen. Verkopers stonden ingedommeld bij hun waren, een tiental festivalgangers hield zich verveeld onledig met het aanschaffen van niets.
Ik bleef hangen bij een standje met dingen waar je geluiden mee kon maken: regenpijpen, die tinkelden en ruisten als je ermee draaide, trommeltjes en tamboerijntjes, didgereedoo's... en stukken bamboe met vingergaten: Ha, fluiten! Natuurlijk ging ik niets kopen, ik zag me al de hele dag met zo'n ding rondsjouwen zeg- maar als ik een fluit zie, dan wil ik 'em proberen ook, en hier was ik als een kleuter in een snoepwinkel.
Het waren ook rare dingen, die pijpen: één kant dicht, één kant open, geen herkenbaar mondstuk, alleen maar een bamboevezelringetje aan de bovenkant- hoe, in vredesnaam, moest iemand hier nou geluid uit krijgen? Ik pakte het grootste exemplaar uit de bak, en zette me met glinsterende oogjes aan de puzzel, die goed leek voor minstens een half uur vermaak.
Hij was heerlijk om vast te houden, dikker dan de fluiten die ik thuis in de kast had, en net of-ie precies voor mijn handen gemaakt was. En de puzzel bleek niet eens een puzzel te zijn: met ontspannen lippen kuste ik zachtjes een paar langgerekte letters "T" op het ringetje, naar wat een blokje leek te zijn, en al bij de eerste antwoordde de fluit met een vriendelijke begroeting: alsof een enorme houtduif een impressie gaf van een magische misthoorn, kilometers verderop. Zo veel, zulk warm geluid uit een stuk bamboe!
We speelden, de fluit en ik- hij kriebelde aan mijn lippen. En m'n vingers zullen wel bewogen hebben, hij zal echt niet uit zichzelf melodieën hebben geproduceerd. Denk ik.
Ik merkte het geraas van het podium, ver weg, pas weer op toen het stopte. "Mooi", zei een verkoper. "Maar, ga je hem kopen?". Ik keek verward op, hij was immers al van mij. Alleen nog niet betaald- o, wacht, dat was natuurlijk wat hij bedoelde.
De maanden erna heb ik bijna geen ander instrument aangeraakt. Of van blad gelezen. Was ook niet nodig: deze fluit speelt zelf wel wat-ie denkt dat ik nodig heb, hij kan me, helemaal in z'n eentje, opwekken, kalmeren, troosten, of ontroeren. Soms val ik op de bank in slaap, biertje op tafel, bamboe pijp in de handen. En als ik dan wakker word, dan kriebelt er iets, aan mijn lippen.
|