|
Er was eens..
De zeikreus nam een paar grote stappen over de bergen, naar de andere kant ervan.
"Bonk}}} bonk}}} bonk}}} " klonk het door het ganse land en omstreken.
Alsof het de gewoonste zaak van sprookjesland was, riep hij een toverfee om hem een rijk te toveren, dus liet hij weer een natte scheet en hupsakee, er verschenen sterretjes in zijn ogen, en ja hoor, daar stond ze, de toverfee, ze was leeftijdsloos, maar de zeikreus met zeiksnor dacht meteen dat de fee best wel achtentachtig zou kunnen zijn omdat ze een badge op haar borst had gespeld waar het op stond, en dit omdat zij wist dat de reus niet al te snugger was, nu snapte hij het wel.
"Hoi fee, fijn dat je er bent, ik heb een beetje geluk nodig, en weet dat je bij een fee een wens mag doen, klopt dat? " Vroeg hij terwijl hij de punten van zijn zeiksnor rond zijn reuzenwijsvingers draaide.
De fee lachte lief en legde uit dat het inderdaad klopte, dat ie een beetje geluk nodig had dan, niet dat zijn wens uit zou komen, maar dat was haar probleem niet, een fee kan doen wat ze wil in een sprookje.
De zeikreus was helemaal gerustgesteld al begreep hij er geen reet van.
"Wat zou je willen wensen zeikreus? Vroeg de fee.
De zeikreus dacht even diep na, het moest wel meteen de juiste wens zijn, dus hij dacht en dacht en dacht..
"Ik weet het! " Riep hij. "In mij lonkt een belevenis die in mijn beleving van achtentachtig dwergen waardeloos poeder maakt, dat wil ik !"
De fee lachte geheimzinnig en vroeg of hij nu fris was.
Hij gaf aan dat hij helemaal fris was, dus vond de fee dat hij toerekeningsvatbaar was. Ze sprak de spreuk uit, hokus pilatus jodokus pas!
De zeikreus wist niet wat hem overkwam toen hij zijn eigen zeikreuzenorgaan z`n huig voelde prikkelen.
"Wat flik je me nou fee!" Gilde hij terwijl hij zich achtentachtig keer verslikte.
De fee was allang opgelost, zo gaat dat soms in sprookjes.
De zeikreus kreeg zijn reuzenjodokus nooit meer uit z`n sprookjeskeel en kwam vierentwintig uur per dag achtentachtig keer klaar van zijn eigen reuzengeleuter.
En hij leefde nog lang en reusachtig.
|