|
Je ogen waren wagenwijd open, vol van
nooit vertelde verhalen en
de poëzie van verdriet kroop er met een traan uit
Ze keken elkaar aan, burgermannetjes
Die niet wisten wat te doen
die niet wisten dat een leven
ad infinitum heilig was
zelfs een leven dat laveloos op de grond lag
De benen gespreid, op de koop toe.
Op dat verstilde en marszwarte moment
merkte ik dat de kleur van je prachtige blouse
wondermooi samenging met die van je huid,
je haar en je ogen
Intens verliefd werd ik op een dood corpus,
hoe kan dat dan?
Ik weende als was je jarenlang mijn lief geweest.
|